Verlossing(6)
Halvor hing aan de rand van de richel, terwijl Ole de vis ophaalde. Pas toen het goed tot Halvor doordrong hoe koud het was, deed hij zijn best uit het water te klimmen. Het kostte hem een paar minuten om zijn rechterbeen over de rand te wurmen. Ole was volledig geconcentreerd op het afwisselend laten vieren en intrekken van het snoer en lette totaal niet op wat er naast hem gebeurde. Ten slotte wist Halvor de rest van zijn lichaam achter zijn been aan te krijgen. Hij kromp rillend in elkaar in het kleine plekje zon helemaal aan het uiteinde van de richel en genoot van het kijken naar zijn zoon. Hij kon de dobber nu in het water zien. Die bewoog van links naar rechts, maar niet meer zo snel. Halvor haalde het schepnet uit Oles viskoffer en boog zich over de rand. Al gauw werd hij een enorme, uitgeputte forel gewaar. Het schepnet ronddraaien was verrassend gemakkelijk, het weer aan land trekken aanzienlijk zwaarder.
Ole gebruikte zijn eigen mes om de forel af te maken. De jongen kon zijn ogen niet van zijn bijna drie kilo puur geluk afhouden. Halvor had op zijn beurt helemaal geen kater meer.
Zijn zoon zei stralend: ‘En dat met die dobber, papa!’
Op de weg terug was Halvor blij met elk hellinkje, hoe klein ook, waarvoor hij kracht nodig had. Uiteindelijk werd hij door en door warm, en hij merkte dat zijn kleren langzaam maar zeker opdroogden. Ole had echter geen oog voor de toestand waarin zijn vader zich bevond. Hij floot zo melodieus dat hij de finale van de talentenjacht van TV2 had kunnen halen. Wellicht had de reuzenforel een latent muzikaal talent losgemaakt, dat de jongen dan van moederskant moest hebben. Maar hij zou, voordat ze bij het grindpad voor het vissershuisje waren, wel op een minder opvallend deuntje moeten overgaan dan We are the champions, anders was het geen verrassing meer.
‘Papa?’
‘Ja?’
‘Hoe groot kunnen forellen eigenlijk worden?’
‘Ik denk dat je de grens vandaag wel hebt bereikt, in elk geval voor zoet water in Noorwegen.’
Hij grijnsde. Zo’n klein beetje overdrijving kon niet veel kwaad. Er gebeurde op dit moment toch al zoveel in Oles hoofd. Halvor had al een paar keer geprobeerd met hem te praten zonder dat Ole naar hem luisterde. En het zou natuurlijk nog veel erger worden. Hij wist nog heel goed hoe hij zelf de weg kwijt was geraakt toen hij eenmaal serieus kennis had gemaakt met forellen en meisjes.
Birgitte stond op het erf achter het vissershuisje toen ze op hun fietsen aan kwamen hobbelen. Haar vakantieglimlach in de felle zonneschijn gaf Halvor het hevige geluksgevoel terug dat hij even eerder had gehad. Misschien is ze ouder geworden, maar dat kan ík niet zien, dacht hij.
‘Wat heb je in die zak?’ vroeg Birgitte ernstig aan de jongen, die al van zijn fiets was gesprongen voordat die stilstond.
‘Kijk zelf maar,’ antwoordde Ole gemaakt onverschillig.
Terwijl zijn vrouw en zijn oudste zoon zich uitputten in respectievelijk bewonderende uitroepen en gedetailleerde visbeschrijvingen, draaide Halvor zich om naar de steiger. Hij verwachtte elk moment snel getrappel te horen op de vlonder die aan de kant van het meer tegen het huis aan lag. En inderdaad: de bijna zes jaar oude Hans en de negenjarige Hanne waren erin geslaagd tijdelijk afscheid te nemen van vijftien tot twintig krabjes, drie zee-egels, diverse schelpen en een koolvis van vijftien centimeter in een bak. Ze bleven maar amper op de been toen ze de hoek om kwamen om Halvor om de hals te vliegen.
‘Gaan we nou?’ vroeg Hanne.
‘Ja, hoor,’ zei Halvor glimlachend. ‘Geef me even vijf minuten om de spullen van de fiets te halen.’
Het plan voor de rest van de dag stond allang vast. Als ze thuiskwamen met vis, zouden Ole en Birgitte de forel klaarmaken voor een late lunch, terwijl Halvor, Hanne en Hans met de veertienvoetsboot het water op zouden gaan om voor de laatste keer in deze vakantie de krabbenfuiken te zetten. En voor de avond hadden ze oppas geregeld. Birgitte en hij zouden uit eten gaan in het Havhotell, waarin het beste gourmetrestaurant van Helgeland was gevestigd.
De verwachte spijt was nog steeds niet gekomen. Helemaal naar Brønnøysund gaan om een nieuwe mobiele telefoon te kopen was niet aan de orde. De behoefte om droge kleren aan te trekken wel.
Kristine had Andersen de belofte ontlokt dat de komende week alle uren als overuren zouden worden beschouwd. Daar stond tegenover dat ze ermee had ingestemd om al de volgende dag – een zaterdag – te gaan werken; ze zou dan een oriënterende bespreking met de afdeling Narcotica bijwonen.
Ze verheugde zich niet op het gesprek met haar moeder. Die was wel gepensioneerd en zou zich dus eigenlijk makkelijk moeten kunnen aanpassen, maar Kristine was ervan overtuigd dat het niet zou meevallen.
De deur sloeg achter haar dicht. De linoleumvloer en de afgebladderde muren in de gang brachten haar niet in een beter humeur. Hoeveel opknapwerk zou ze kunnen laten doen van haar overurengeld van volgende week? Maar ze wist dat ze zich gelukkig hoorde te prijzen. In de huidige woningmarkt was het voor een alleenstaande politievrouw een wonder dat ze een eigen appartement had in Majorstuen. Een reisje naar Florence was volkomen uitgesloten geweest als haar moeder het niet had betaald. En nu had ze dus de eerste vakantie die moeder en dochter samen zouden hebben, weggegeven.