Reading Online Novel

Verbroken(38)



                ‘Ik kan me toch niet zomaar aan je familie opdringen?’

                ‘Ik heb je hiernaartoe gesleept. Het minste wat ik kan doen is je te eten geven. Of zorgen dat mijn moeder je te eten geeft, wat trouwens veel beter is voor je gezondheid.’ Dom was hij niet en daarom voegde ze eraan toe: ‘Bovendien wil ik graag van de zaak op de hoogte blijven.’

                ‘Ik weet niet hoe laat ik er ben.’

                ‘Ik blijf wel op.’





Vijf


                Will Trent stond met zijn neus tegen de gesloten glazen deur van het politiebureau. Er brandde geen licht. Er zat niemand achter de balie. Voor de derde keer tikte hij met zijn sleutels op de deur, bang dat het glas zou breken als hij nog meer druk uitoefende. Hij stond onder een afdakje, maar desondanks hield hij het niet droog. Zijn maag rammelde. Hij had het koud en was nat en zo langzamerhand begon het hem mateloos te irriteren dat hij in zijn vakantie naar dit gat was ontboden.

                 Het ergste van deze klus was nog wel dat Will voor het eerst in zijn loopbaan een hele week vrij had gevraagd. Zijn hele voortuin lag overhoop nadat hij een geul had gegraven rondom de rioolbuis die van zijn huis naar de straat liep. Boomwortels hadden zich om de negentig jaar oude stenen pijp gewrongen, en de loodgieter vroeg achtduizend dollar om de pijp te vervangen door een kunststof buis. Will was met de schop de gleuf aan het uitgraven – waarbij hij zijn best deed om de aanplant te sparen waarin hij de afgelopen vijf jaar duizenden dollars had geïnvesteerd – toen zijn telefoon ging. Niet opnemen leek hem geen optie. Hij wachtte al een tijdje op nieuws van Faith: dat haar baby eindelijk kwam, of nog beter: dat die er al was.

                Maar nee, het was Amanda Wagner. ‘We zeggen geen nee tegen de weduwe van een collega,’ had ze hem laten weten.

                Will had de geul afgedekt met een stuk zeil, maar hij had een vaag vermoeden dat tegen de tijd dat hij weer thuiskwam twee dagen graafwerk door de regen teniet zouden zijn gedaan. Als hij ooit nog thuiskwam. Het zag ernaar uit dat hij de rest van zijn leven in de stromende regen voor de deur van dit achterlijke politiebureau zou moeten doorbrengen.

                Hij wilde net weer tegen het glas tikken toen er eindelijk een lamp aanging in het gebouw. Er verscheen een wat oudere vrouw, die op haar dooie gemak door de met tapijt beklede hal naar de deur waggelde. Ze was fors en droeg een felrode jurk in prairiestijl, die als een tent om haar heen hing. Ze had haar grijze haar met een vlinderspeld in een knot opgestoken. Op haar brede boezem bungelde een kruisje aan een gouden halsketting.

                Haar hand ging naar het slot, maar ze deed niet open. ‘Kan ik helpen?’ klonk het gedempt door het glas.

                Will toonde haar zijn pasje. Ze boog zich naar voren om de foto beter te bekijken en vergeleek die toen met de man die voor haar stond. ‘Dat langere haar staat u beter.’

                ‘Dank u.’ Hij knipperde de regen uit zijn ogen.

                Ze wachtte tot hij nog iets zei, maar Will hield zijn mond. Ten slotte liet ze zich vermurwen en deed de deur van het slot.

                Het was bepaald niet warm binnen, maar in elk geval stond hij niet meer in de regen. Will probeerde met zijn vingers de nattigheid uit zijn haar te strijken, en hij stampte zijn schoenen droog.

                ‘U maakte er een troep van,’ zei de vrouw afkeurend.

                ‘Neemt u me niet kwalijk.’ Even overwoog Will om haar om een handdoek te vragen, maar uiteindelijk haalde hij zijn zakdoek tevoorschijn en veegde zijn gezicht af. Hij rook parfum. Sara’s parfum.

                Met een ijzige blik keek de vrouw hem aan, alsof ze zijn gedachten kon lezen en er bitter weinig mee op had. ‘Blijft u daar de rest van de avond aan uw zakdoek staan ruiken? Ik moet nog koken.’