Verbroken(142)
‘Jij kunt er niks aan doen,’ stelde Sara hem gerust, maar Will had zijn bedenkingen. Per slot van rekening had de man de nooduitgang geopend. Sara maakte het weer goed met haar volgende vraag. ‘Kun je aan een lijst komen van alle studenten die in dit gebouw wonen? Dat zou wel handig zijn voor agent Trent.’
‘Geen enkel probleem. Die kan ik nu voor u uitprinten.’
‘Weet u nog wat u boven allemaal hebt aangeraakt?’ vroeg Will.
‘Niets. De deur stond op een kier. Ik kreeg meteen al een raar gevoel, een rotgevoel. Ik duwde de deur open met mijn voet en zag hem liggen, en toen...’ Hij keek naar de vloer. ‘Kon ik maar een pil innemen om alles te vergeten.’
‘Sorry dat ik zo aandring, meneer Harris, maar weet u nog of het licht boven aan of uit was?’
‘Alle schakelaars zitten beneden.’ Hij wees naar een rij schakelaars naast de trap. Ze zaten hoog, waarschijnlijk om het de studenten niet al te gemakkelijk te maken ze naar willekeur aan en uit te doen. ‘Ik heb het licht aangedaan voor ik naar boven ging, maar later heb ik het weer uitgedaan.’
‘Bedankt voor de moeite, meneer Harris.’ Met een knikje in de richting van de trap gaf Will aan dat hij zover was.
Sara kwam overeind, maar ze bleef nog even staan. ‘Kende je Jason?’
‘Nee, mevrouw. Ik heb dat meisje, Allison, weleens in het eetcafé gezien. U weet hoe mijn opa is, die liet haar de hele dag rennen voor haar geld. Ik lachte weleens naar haar, maar ik heb nooit met haar gepraat. Als er dan zoiets gebeurt, besef je weer dat je meer aandacht moet schenken aan de mensen om je heen. Stel dat ik iets had kunnen doen om dit alles te voorkomen...’
Will zag dat de man oprecht aangeslagen was. Hij legde zijn hand op Marty’s schouder. ‘Ik weet zeker dat u al het mogelijke hebt gedaan.’
Ze liepen naar de trap. Uit haar jaszak haalde Sara twee paar papieren overschoenen om over hun eigen schoenen aan te trekken. Ze deed ze aan en Will volgde haar voorbeeld. Ook trok ze een rubberen handschoen aan. Ze ging op haar tenen staan en drukte de schakelaar in. In het trappenhuis floepte het licht aan.
Will ging voor. Eigenlijk hoorde er een team vooruit te gaan om het gebouw te doorzoeken, maar Will wist dat de moordenaar er allang vandoor was. Verse lijken stonken niet.
Het was een oud, degelijk gebouw, met een saaie, bepaald onvriendelijke uitstraling. De trap liep door naar de tweede verdieping, en het trappenhuis was een tochtgat vol koude lucht. Will keek naar de met zwart rubber beklede treden. Die moesten op bloedsporen worden onderzocht. Hij hoopte dat Faith Charlie Reed te pakken had gekregen. Ze hadden met een slimme moordenaar te maken die wist hoe hij zijn sporen moest verbergen. Deze keer had hij echter geen meer tot zijn beschikking gehad om elk teken van zijn aanwezigheid weg te spoelen. Als er iemand was die een spoor kon vinden, was het Charlie.
De aanblik van de eerste verdieping was niet erg verrassend: een lange gang met aan weerszijden gesloten deuren, op één na. Aan het eind was een in schaduw gehuld portaal.
‘De badkamer,’ vermoedde Sara.
Will draaide zich om en zag de bewakingscamera hoog in de hoek bij de trap. De lens was op het plafond gericht. Jasons moordenaar had zich waarschijnlijk aan de trapleuning vastgehouden en vanaf de onderste tree van de trap naar de tweede verdieping met een of ander voorwerp de camera omhooggeduwd.
‘Ruik je dat?’
Will snoof voorzichtig. ‘Hij ligt hier al een tijdje.’