Verbroken(141)
‘Niet 911?’
‘We hebben een rechtstreeks nummer dat we moeten bellen als er iets aan de hand is op de campus.’
‘De decaan probeert negatieve publiciteit te voorkomen,’ legde Sara uit.
‘Erger dan dit kan gewoon niet.’ Marty lachte wrang. ‘Lieve hemel, wat er met die jongen is uitgespookt... De stank is nog het ergste. Ik ben bang dat ik het altijd zal blijven ruiken.’
‘Bent u door de voordeur of door de achterdeur binnengekomen?’ vroeg Will.
‘Door de voordeur.’ Hij wees naar de nooduitgang. ‘Ik weet dat ik niet door de achterdeur naar buiten had moeten gaan, maar ik had frisse lucht nodig.’
‘Zat de achterdeur op slot?’
Hij schudde zijn hoofd.
Will zag de rode waarschuwingsstickers rondom de deur. ‘Gaat het alarm af als de deur wordt geopend?’
‘Meestal hebben de studenten binnen een week al door hoe ze het alarm kunnen omzeilen. Het valt niet bij te houden. Zodra we het weer hebben aangesloten, halen zij het eraf. Het stikt hier van de ingenieurs en computerlui. Die zien het als een uitdaging.’
‘Schakelen ze het alarm voor de lol uit?’
‘Zo is het korter naar de bibliotheek. De achteruitgang van de kantine is ook die kant op. In verband met de veiligheid mogen ze eigenlijk niet in de buurt van de laadperrons komen, maar ze glippen er toch langs.’
Will wees naar de camera boven de deur. ‘Is dat de enige camera in het gebouw?’
‘Nee, en zoals ik al zei stond hij omhoog gericht toen ik hier aankwam. Er is er nog een op de eerste verdieping, en die staat ook omhoog.’
Will begreep dat je heel gemakkelijk onopgemerkt in het gebouw kon komen. Als je wist waar de camera was, ging je eronder staan en duwde hem met het handvat van een bezem of iets dergelijks omhoog, waarna je je gang kon gaan. ‘Hebben jullie beeldmateriaal van die camera’s?’ vroeg hij niettemin.
‘Ja. Dat wordt allemaal naar een centrale plek op de campus gestuurd. Ik heb geen sleutel, maar mijn chef, Demetrius, is al onderweg. Die kan hier over een uur of twee zijn.’ Tegen Sara zei hij: ‘Hij zit in Griffin, bij de familie van zijn vader.’
‘En buitencamera’s?’ vroeg Will.
‘Die kunnen niet tegen de kou. Ze doen het geen van alle. De helft is bevroren en de rest is als een stel kokosnoten kapotgebarsten. Er is er laatst eentje op de auto van een student gevallen. De hele achterruit lag aan diggelen.’
Will wreef over zijn kin. ‘Wie weet er verder nog dat de camera’s het niet doen?’
Daar moest Marty over nadenken. ‘Demetrius, de decaan, en misschien een paar mensen die toevallig omhoog hebben gekeken. Bij sommige is de schade duidelijk te zien, ook vanaf de grond.’
‘Ik zag dat toetsenpaneel bij de deur. Is dat de enige ingang aan de voorkant?’
‘Ja, en ik heb het logboek al bekeken. Ik wil wel een systeemdiagnose op dat paneel uitvoeren. Sinds zaterdagmiddag is er niemand via de voordeur naar binnen of naar buiten gegaan. De enige sleutelkaart die niet is uitgescand is van Jason Howell. De kamer waarin hij ligt, staat ook op zijn naam. Ik heb geen idee waarom hij hier is gebleven,’ zei Marty tegen Sara. ‘De verwarming is uit. De campus is gesloten. De bibliotheek is zondag om twaalf uur al dichtgegaan. Ik dacht dat de hele tent leeg was.’