Reading Online Novel

Troost en Geluk(47)


Vincent vermeed het om Constance aan te kijken, die bij de open deur stond. Hij droeg Hannah bijna naar buiten en ze volgde hen niet naar het terras, bood geen hulp en weerhield Peter er ook van door haar hoofd te schudden. Pas toen Hannahs stem wegstierf sloot ze de deur en keek naar Peter, die onder aan de trap stond. Toen ze op haar weg naar de keuken langs hem liep zei hij: 'Dus het is waar.' Hij zei het gedempt en het klonk ontzet, en langslopend antwoordde ze: 'Misschien. Maar dat gaat ons niet aan.'

Hij liep achter haar aan naar de keuken en fluisterde, alsof hij vreesde afgeluisterd te worden: 'Wie had dat nou kunnen denken? En hoe kon hij... Meneer O'Connor, bedoel ik.'

'Ik weet het ook niet, Peter.' Ze keek haar zoon wezenloos aan. 'We mogen ons er niet mee bemoeien. Het is hun zaak.'

Hij keek naar haar toen ze bukte om de ketel te vullen met water uit de gieter en volgde haar met zijn ogen toen ze melk in een pan deed en het gas aanstak. Ze was duidelijk aangeslagen. Maar waarom eigenlijk? Ze had toch zelf gezegd dat het hun zaak niet was. Vooralsnog vond hij eigenlijk wel grappig, maar hij wist ook dat hij er later wel anders over zou gaan denken. Want het betekende dat alle kinderen daarbeneden buitenechtelijke kinderen waren, ook Kathy... En wat dan nog? Het zou hem een worst wezen. Al was ze twintig keer onwettig. Hij had het helemaal gehad met meisjes. Dat gedoe met Ada had hem voor jaren de lust ontnomen om iets, al dan niet serieus, met een meisje te beginnen. Hij was nog lang niet bekomen van de schok van de beschuldiging. Hij was ook nog niet over een ander gevoel heen, de woede die hij voelde ten opzichte van zijn vader. Hij keek naar Constance alsof het de eerste keer was dat hij zijn moeder zag. Waarom... waarom was ze al die j aren bij hem gebleven? Ze had zo'n klasse. Dat bleek uit haar hele houding, haar gezicht, uit alles.

Bovendien was ze nog aardig ook. God, ze zou razend worden als ze dit laatste akkefietje te weten kwam. Kon ze het maar beter wel weten? Dan zou ze misschien maatregelen nemen voordat ze te oud was. En ze wérd oud. Ze was al zevendertig... Maar ze had al eens eerder zoiets ontdekt en toen had ze niets gedaan. Het leek wel alsof ze bang was hem te laten gaan. Maar wat voor leven had ze nu helemaal met hem? Hij begreep er niets van. Het ging hem boven de pet.

'Moet jij je nog wassen?' vroeg ze over haar schouder. 'Er is nog wat warm water in de ketel.'

'Ik zou wel een bad kunnen gebruiken. Moet je zien, de modder zit tot over mijn oren.'

'Ga je dan maar uitkleden. Ik vul het bad voor je.'

'Bedankt,' zei hij. 'Dat zou heerlijk zijn.'

'Wil je eerst koffie of pas later?'

'Ik wacht wel tot ik schoon ben.'

Ze haalde de melk van het fornuis, schepte heet water in de emmers en vulde het bad voor de helft.

Toen Peter met zijn badjas aan weer de keuken inkwam werd er op de voordeur geklopt en hij zei zachtjes: 'Zal ik gaan kijken? Het zal wel... iemand van beneden zijn.'

'Nee, ga jij je maar wassen. Ik ga wel.'

Ze opende de voordeur en zag Vincent O'Connor staan. Na enige aarzeling zei ze: 'Komt u binnen.'

Hij liep langs haar heen, ging regelrecht naar de bank, keek naar haar om en zei: 'Ze heeft uw hoezen verpest.'

'O, dat geeft niet. Ik was ze wel.'

'Het spijt me allemaal vreselijk.' Ze stonden achter de bank en keken elkaar aan. Ze bleef hem aankijken toen ze zei: 'Zit er maar niet over in. Het... gaat ons niets aan.'

'U bent erg hoffelijk.' Zijn mondhoeken trilden. 'Maar u kunt niet verhullen dat u weer geschokt bent.'

'Weer geschokt?' Ze keek verbaasd. 'Waarom zou ik?'

'Om de eenvoudige reden dat mijn vader feitelijk twee vrouwen heeft.'

Ze knipperde even. Nu keek ze wel van hem weg, liep naar een stoel en terwijl ze ging zitten vroeg ze: 'Wilt u ook gaan zitten?'

Hij kwam achter de bank vandaan en nam plaats op een rechte houten stoel die naast het raam tegen de muur stond. Het leek alsof hij in een wachtkamer zat en ze voelde zich verplicht om te zeggen: 'O, niet daar, alstublieft. Neem toch een betere stoel.' Ze wees naar een met bedrukt katoen beklede fauteuil naast de open haard, maar hij zei: 'Deze is prima.'

Vervolgens vroeg hij pardoes: 'Wat wilt u allemaal weten?'

'O,' ze knipperde weer met haar ogen. 'Dat is zoals ik al zei...'

'Ik weet het.' Hij knikte heftig. 'Het gaat u niets aan. Maar ik wil alles even rechtzetten, zodat u het goed begrijpt. Want het gaat wel om mijn moeder.' Hij ging met zijn hand door zijn haar en vervolgde: 'Om bij het begin te beginnen... Hannah, zoals u al hebt begrepen, is mijn moeder, maar ze is niet mijn vaders vrouw. En zijn vrouw hebben wij altijd Ma genoemd, al wisten we dat ze dat niet is, maar zij wilden het zo. Het was...' Hij masseerde zijn kin met zijn handpalm, keek even naar de betegelde haard en vervolgde: 'Zo was het. Mijn moeder is een Wheatley. Die familie werd zeer gerespecteerd in deze contreien. Het huis beneden heeft er niet altijd zo vervallen bij gestaan. Ooit hoorde er een mooie boerderij bij. Ze hadden ook genoeg geld om dit huis te bouwen en om hun grote families goed te laten leven. Alle Wheatleys hadden altijd grote gezinnen. Tot aan mijn grootvader en grootmoeder, die maar één kind hadden, en dat was Florence... Gek genoeg denk ik altijd aan ze als mijn voorouders, hoewel ik geen druppel van hun bloed in mijn aderen heb. Maar om het allemaal niet nog ingewikkelder te maken doe ik alsof ze bloedverwanten van me zijn. In Florence' jeugd waren de Wheatleys al niet meer zo welgesteld als voorheen, maar ze stuurden haar toch naar een kostschool om een keurige opvoeding te krijgen. Ze was zestien toen haar moeder stierf en ze thuis moest komen om voor haar vader te zorgen. Ze was pas achttien toen ook hij overleed en ze alleen achterbleef, met de knecht, Sean O'Connor.' Hij likte zijn lippen en keek haar even zwijgend aan. Toen vertelde hij verder: 'Sean is maar twee jaar ouder dan Florence. In die dagen was hij een knappe man, heb ik gehoord, en geestig ook, wat hij nog steeds is. Bovendien was hij een boekenwurm. Als hij maar half zoveel werkte als hij las, dan was de boerderij nu winstgevend.' Hij schudde nadenkend het hoofd. 'Maar dan zou ze zich nooit tot hem aangetrokken hebben gevoeld. Hoe dan ook, hij was iemand om op de korte winterse dagen voor te zorgen en om mee te praten tijdens de lange winteravonden. Zij werd verliefd op hem, hij op haar en ze trouwden. Je zou best kunnen zeggen dat ze gelukkig werden. Ja, ondanks alles...' Zijn stem stierf weg, maar hij bleef haar aankijken. Zijn gezicht had weer die harde uitdrukking.