Reading Online Novel

Troost en Geluk(41)



'Woont hij in Newcastle?'

'Nee, in Jarrow. Ik zou het er nog geen week uithouden, maar hij vindt het heerlijk. Zijn vrouw is van daar, dus iedereen blij. Zal ik water opzetten en thee maken?'

'Dat zou heerlijk zijn, maar ik moet nog meer spullen uit de auto halen.'

'O, dan help ik u even.'

De rest van de pakjes werd opgehaald. Daarna zette Kathy water op en zette alles klaar met een gemak alsof het haar dagelijks werk was. Toen de thee was gezet en uitgeschonken dronken ze hem in de lange kamer. Constance zei: 'Peter heeft me verteld dat jullie elkaar laatst zijn tegengekomen.'

'Ja, we hebben samen koffie gedronken. Hij is tof.'

Constance had bijna 'Vind je dat?' gezegd, maar in plaats daarvan zei ze: 'Ja, hij lacht graag.' Ze had haar zoon altijd beschouwd als een serieuze jongen. Het deed haar vreemd aan dat iemand hem als tof beschreef, maar ze was blij dat er iemand was die dat van hem vond. 'Heb je je vrije dag?' vroeg ze.

'Een halve dag,' zei Kathy. 'En voor mij hoeft het niet eens.'

'Werkje graag met kinderen?'

'O, ja, ik vind het heerlijk. Maar ik denk dat ik het nog leuker zal vinden in het General. Maar daarvoor moet ik wachten tot ik achttien ben.'

'Wanneer is dat?'

'Volgende maand.'

'Hoe kom jij heen en weer? Ik bedoel van de stad naar hier.'

'Om te komen neem ik de bus naar Wark-on-Tyne of Woodpark, welke het eerste komt. Terug moet ik lopen. Het is maar vijf kilometer, maar Vin brengt me altijd terug.'

Constance zei: 'Hij speelt ook al voor chauffeur om de kinderen naar school te brengen en weer te halen.'

'Ja, daar heeft hij heel wat werk aan. Ze zouden een stuk kunnen meegaan met de schoolbus van Haltwhistle, maar hij brengt ze liever rechtstreeks naar Hexham.' Kathy bleef even peinzen. Toen keek ze Constance aan en zei: 'Hij is geweldig, onze Vin. Echt geweldig, mevrouw Stapleton.'

Na een ogenblik zei Constance, die niet goed begreep waarom ze zich ineens zo kleintjes voelde: 'Dat geloof ik graag. Hij lijkt zo zorgzaam.'

'Ja, dat is hij ook. Ik zou niet weten wat ze allemaal zonder hem zouden beginnen.' Ze keek om zich heen en haar blik ging naar de schoorsteenmantel, hoewel Constance het gevoel had dat het meisje al had gezien wat daar stond toen ze binnen was gekomen.

'Wat een prachtig stuk, hè?' Kathy keek haar weer aan.

'Ja, prachtig.' Constance besloot spontaan om het uit te leggen en zich vooroverbuigend zei ze: 'Kathy... ik wilde dat beeld niet aannemen, maar Vin... je broer drong zo aan dat ik het niet kon weigeren.'

Kathy's donkere ogen keken haar vorsend aan, maar ze zei niets en Constance vervolgde: 'Ik... ik bedoel dat iedereen heel verbaasd lijkt het hier te zien, maar je moeder noch Hannah heeft er iets over gezegd, wat me een beetje verwondert. Ik heb het gevoel dat het een bepaalde gevoelswaarde heeft... en ik zou het graag teruggeven, maar...'

'O, dat moet u niet doen, mevrouw Stapleton, eens gegeven altijd gegeven. Geef het alstublieft niet terug, dat zou hij zo erg vinden. Als Vin iets doet, dan is het definitief, weet u?'

Constance wist het niet, maar ze zei: 'Ja, ik begrijp het.'

Kathy glimlachte naar haar. Ze stond op en zei: 'Ik moet ervandoor, ze zullen zich afvragen waar ik ben.' Haar glimlach werd nog breder. 'Ze willen maar dat ik de hele tijd praat en ze verhaaltjes vertel over de kinderen. Je zou denken dat ik altijd in de bioscoop zat, met de verhalen die ik ze moet vertellen, echte verhalen en verzonnen verhalen.' Ze knikte. 'Vooral aan mijn vader. Hij kan de hele dag naar verhalen luisteren. Dat is zijn Ierse kant. En natuurlijk kan hij er zelf ook wat van.'

'Ja, dat geloof ik graag.' Constance lachte met Kathy mee. Ze liepen samen naar buiten. Kathy nam afscheid en rende het terras af in de richting die Biddy en Moira ook altijd namen. Ze liep echter niet langs de zijkant van het huis om het pad naar beneden te nemen. Ze klauterde over de rand van de rots die de kortste weg naar huis was en die altijd zijn indruk achterliet op de achterwerken van de jongens. Bij die gedachte glimlachte Constance.

Nog steeds lachend liep Constance de lange kamer weer in, ging in de leunstoel tegenover het raam zitten en verloor zich in het uitzicht.

De gebeurtenissen van de laatste vierentwintig uur raakten al snel op de achtergrond, alsof ze zich al een jaar geleden hadden afgespeeld. Het huis vormde een tijdsbarrière tussen haar leven in de flat en haar leven tussen deze muren. Ze wenste alleen dat ze na wat er de dag ervoor was gebeurd, dit huis niet te danken had aan Millie en Harry.

O, dat kind. Wat was ze gemeen. Echt gemeen.

Ineens was de zon verdwenen en het goud van de glooiende uitgestrektheid en het paars van de heuvels waren veranderd in een blauwig grijs. Het gaat regenen, dacht ze. Wat moest ze als het de godganse dag regende, dagen achtereen, zoals het geval was in de winter? En wanneer ze wekenlang ingesneeuwd zou zitten? De kinderen hadden al gezegd dat ze dan zelfs niet bij de boerderij beneden kon komen. Wat moest ze dan helemaal alleen? Ze kon niet de hele dag lezen en er zou niet genoeg werk in huis te doen zijn om bezig te blijven. Als Jim niet zou komen, en dat was in de winter erg waarschijnlijk, hij bleef nu al zelden overnachten, dan zou ze ook haast niet hoeven koken, behalve in de weekends voor Peter.