Troost en Geluk(27)
Ze had haar antwoord al klaar, maar zoals gewoonlijk hield ze het voor zich. Want alles wat ze dan mochten hebben verdiend met zijn eerste boek, waren ze weer kwijtgeraakt met zijn tweede, derde, vierde en vijfde poging.
'Als dit boek verfilmd wordt zullen ze er waarschijnlijk ook een radiobewerking van maken, net als van de vorige.'
'Zei hij dat de mensen van de film het wilden hebben?'
'Nee, maar je weet maar nooit. Dit is net zo goed als mijn eerste en als het verfilmd wordt zal ik het onderste uit de kan halen. Ik zweer dat ik me deze keer niet zal laten bedotten. Vijfentwintig procent voor hen en tien procent voor de agent? Vergeet het maar!'
Voordat ze het goed en wel wist waren de woorden eruit die zijn uiterst korte lontje deden ontbranden. 'Je begrijpt toch wel dat een boek eerst gepubliceerd moet worden voordat een filmmaatschappij er belangstelling voor kan krijgen?'
'Ha! Ha! Daar spreekt de uitgeversdochter. Je bent goed opgeleid, dat moet ik je vader nageven.'
Ze besefte dat ze zojuist weer net het verkeerde had gezegd. Ze sprak zelden met hem over zijn werk, en de keren dat het gebeurde kregen ze altijd ruzie. Maar ze kon niet altijd haar mond houden en luisteren naar zijn kleinzielige, eenzijdige benadering van alles wat hem niet zinde.
Ze stond op en zei: 'Ik ga thee zetten.'
Hij volgde haar naar de keuken en vroeg: 'Is er hier ergens een bed voor me, of wil je dat ik terugga naar de flat?'
'Er is een kamer voor je klaar als je wilt blijven.'
'Jezus! Je doet of ik een logé ben, en niet eens een heel welkome gast.'
'Het spijt me.' Ze keek hem aan. Haar stem en haar hele houding drukten spijt uit. Iets kalmer vroeg hij nu: 'Nou, wil je dat ik blijf of niet?'
Ze zei maar niet dat hij dat zelf moest weten, maar: 'Natuurlijk wil ik dat je blijft.' Tijdens het thee zetten deed ze bovendien een poging om een gesprek gaande te houden. 'Hoe laat was je terug?'
'O...' Hij liep naar de eettafel, bekeek de vier hoge eetstoelen met rechte rugleuningen en zei stroef: 'Eh... vanochtend.'
'Heb je vannacht gereisd?'
'Ja, je weet toch dat ik het liefst de slaaptrein neem.'
'Ben je dan de hele dag in de flat geweest?'
'Ja, ik heb alleen vanmiddag een wandelingetje gemaakt.' Hij klonk alsof hij met zijn gedachten heel ergens anders was.
'Ben je al aan iets nieuws begonnen?'
'Nee, niet echt. Maar ik vraag me af of ik een vervolg zal schrijven. De luimen van het staal. Dat wordt de titel... Over echte en verzonnen verhalen gesproken, wat weet je van dat stelletje daarbeneden?'
Hij kwam aan de andere kant van het fornuis staan. Ze sloeg haar ogen naar hem op en vroeg: 'Bedoel je de O'Connors?'
'Ja, wie anders?'
'Ik weet alleen dat ze allemaal reuzeaardig zijn.'
'Ze hebben iets onguurs.'
'Zo, vind je dat?'
Hij zei haastig: 'Kom, sla nu niet meteen zo'n toon aan. Ik probeerde er gewoon een vinger achter te krijgen.'
'Wat bedoel je met, een vinger achter te krijgen? En onguur? Waar heb je het eigenlijk over?'
'Voor mij is er daarbeneden iets verdachts aan de hand.'
'Waarom denk je dat?'
'Nou, ik ben even buiten Gunnerton gestopt om wat te drinken. In die bar zaten een paar kerels die het hadden over een jongen die van de rotsen was gevallen en toen zijn beide benen en bijna zijn nek had gebroken. Ze zeiden dat hij had geklommen met gewone laarzen aan, wat vragen is om moeilijkheden. Maar dat is maar één ding. Ik raakte in gesprek met een wat oudere man, duidelijk iemand die daar woonde, en ik vertelde toevallig dat ik...' Hij stopte, kneep zijn ogen tot spleetjes en zei hoofdschuddend: 'Oké, wij, of nog liever jij het huis gekocht hebt... Nou goed?' Hij had zijn ogen weer open, keek haar aan en ze zei gauw: 'Ik heb niets gezegd.'
'Nee, nee! Je zei niets, maar je had je gezicht moeten zien. Je uitdrukking veranderde sneller dan de bliksem. Goed, ik vertel verder. Als je het horen wilt, tenminste.' Hij draaide zich om en ging aan de tafel zitten: 'Toen ik over het huis begon, was die oude ineens een en al oor en hij zei: "O, Shekinah. Dus u hebt de Hall gekocht. Zo, zo. Dan zal ik u eens een verhaal vertellen waar u over kunt schrijven.'"
Ze stond met haar rug naar hem toe en hij kon haar gezicht niet zien, maar hij besefte dat hij zichzelf had verraden en zweeg. Hij kon nooit lang met mensen praten zonder te laten vallen dat hij schrijver was. Het was een onschuldige zwakheid, maar ze schaamde zich dan altijd dood. Zijn stem klonk grimmig toen hij vervolgde: 'Ik zou maar uitkijken met die grote vent als ik jou was. Ik mocht hem op het eerste gezicht al niet. Hou hem maar op afstand.'
'Hoezo?' Ze klonk verontwaardigd en ze wierp een snelle blik over haar schouder.
'O, je weet best wat ik bedoel... zorg dat hij op zijn plaats blijft. Wat is het nu helemaal voor volk? Ze zien eruit als een stelletje Ierse zigeuners. Behalve de moeder. Ze kan onmogelijk een hoge dunk van zichzelf hebben gehad, om te trouwen met zo'n vent als O'Connor. Je hoeft hem geen vijf minuten te horen praten om te weten dat hij zo'n luie beroepswerkloze Ier is.'