Tess Gerritsen(60)
‘Schei uit. Je klinkt net als Crowe.’
‘En die oorknopjes? Wie geeft een huishoudster nou zo’n kostbaar cadeau?’
‘Misschien is het waar. Misschien was mevrouw Ackerman goedgeefs van aard. We kunnen het tegendeel niet bewijzen. En denk eens aan dat huis, aan alle dingen die Zapata had kunnen stelen als het een gewone inbraak was geweest. Zelfs het juwelenkistje was nog intact.’
‘Misschien was hij zo geschrokken van wat hij had gedaan, dat hij ervandoor is gegaan zonder iets mee te nemen.’
‘Vind je dat nou echt aannemelijk klinken? Zit deze hele zaak je niet dwars? Mij wel.’
In de aangrenzende kamer kwam Maria langzaam overeind, ondersteund door Moore. Toen de rechercheur samen met de huishoudster het vertrek verliet, zei Jane zachtjes: ‘Het zit Moore ook dwars.’
‘Het probleem is dat we niets anders hebben. Afgezien van een onbevredigend gevoel.’
Dat was niet genoeg, maar het was iets wat ze niet kon negeren. Een onbevredigend gevoel kreeg je als je onderbewustzijn je liet weten dat je iets over het hoofd zag, een belangrijk detail dat de loop van een onderzoek kon veranderen.
Dat levens kon veranderen.
Haar mobieltje ging. Toen ze zag wie het was, slaakte ze een diepe zucht. ‘Wat is er, Frankie?’ vroeg ze.
‘Ik heb je al twee keer gebeld. Waarom neem je niet op?’
‘Ik had het druk.’ Ik ben achter verdachten aan geweest. Ik heb een man zien doodvallen.
‘Ja, nou, het is zover. De beer is los.’
‘Waar heb je het over?’
‘We zijn bij ma thuis en Korsak is net aangekomen.’
‘Wie zijn wij? Jij en pa?’
‘Ja. Ze gaan vreselijk tegen elkaar te keer.’
‘Jezus, Frankie. Je weet dat je pa en Korsak bij elkaar vandaan moet houden. Zorg dat een van de twee daar weggaat.’
‘Ze zullen elkaar nog vermoorden, Jane.’
‘Oké, oké, ik kom al.’ Ze hing op.
‘Je weet dat de meldingen over huisvredebreuk de gevaarlijkste zijn,’ zei Frost, waar ze dus absoluut niets mee opschoot.
‘Ik weet het en ik hoop dat ik straks geen advocaat hoef te zoeken.’
‘Voor je vader?’
‘Nee, voor mezelf. Omdat ik hem heb vermoord.’
20
Jane hoorde het geschreeuw al toen ze uit haar auto stapte. Ze haastte zich langs de drie bekende auto’s die schots en scheef voor haar moeders huis geparkeerd stonden en klopte op de voordeur, maar er werd niet opengedaan. Ze konden haar natuurlijk niet horen vanwege dat kabaal. Ze klopte wat harder.
‘Eindelijk. De politie,’ hoorde ze achter zich iemand op een norse toon zeggen.
Ze keek om en zag de buurvrouw met een nijdig gezicht op de stoep staan. Mevrouw Kaminsky was zo iemand die er twintig jaar geleden al net zo oud en chagrijnig had uitgezien als ze nu was. Het was alsof de frons tussen haar wenkbrauwen erin was gebeiteld.
‘Deze buurt gaat helemaal naar de filistijnen,’ zei mevrouw Kaminsky. ‘Dat hokt maar met vreemde kerels.’
‘Pardon?’ zei Jane.
‘Je moeder was altijd zo’n fatsoenlijke vrouw. Een keurige, getrouwde vrouw.’
‘Mijn vader heeft haar verlaten.’
‘Moet ze zich daarom met allerlei kerels afgeven?’
‘Met allerlei kerels?’
De deur ging open. ‘Gelukkig, daar ben je!’ zei Korsak. Hij pakte haar hand. ‘Kom mee, ik heb hulp nodig. Het is twee tegen één.’
‘Zie?’ zei mevrouw Kaminsky. Ze wees naar Korsak. ‘Dat bedoel ik nou.’
Jane ging naar binnen en deed de deur dicht, blij dat ze de afkeurende blik van de buurvrouw niet meer hoefde te zien. ‘Hoe bedoel je, twee tegen één?’
‘Ik sta er helemaal alleen voor. Je vader en Frankie proberen je moeder over te halen mij te dumpen.’
‘En wat zegt ma?’
‘Op je moeder is momenteel geen peil te trekken. Ze staat op instorten.’
Het mooiste zou zijn als alle mannen vertrokken, dacht Jane toen ze op het geluid af naar de keuken liep, waar de strijd werd uitgevochten. Een logische plek, aangezien daar altijd scherpe messen voorhanden waren.
‘Het is net alsof je bezeten bent door kwade geesten en niet meer zelfstandig kunt denken,’ zei Jane’s vader.
‘Zo kennen we je niet, ma,’ zei Frankie.
‘Ik wil mijn oude Angela terug. Jij en ik, net als vroeger.’
Angela zat aan tafel met haar handen tegen haar oren gedrukt alsof ze de opdringerige stemmen niet wilde horen.
‘Pa, Frankie,’ zei Jane. ‘Laat haar met rust.’
Angela keek met een vertwijfelde blik op naar haar dochter. ‘Wat moet ik doen, Janie? Ze brengen me helemaal in de war!’
‘Het is anders heel duidelijk,’ zei Frank. ‘Wij zijn nog steeds getrouwd en dat blijft ook zo.’