Tess Gerritsen(58)
Ze wist waarom hij haar had gekozen. Een vrouwelijk gezicht en een vrouwelijke stem waren niet angstaanjagend. Ze haalde diep adem, drukte op de bel en ging dicht bij het spionnetje staan om het hele beeld te vullen. Helaas was ze daardoor ook een prachtig doelwit als iemand in de flat zou besluiten te schieten. Ze zag door het spionnetje iets bewegen. Er keek iemand naar haar.
De deur ging open en er verscheen een Latijns-Amerikaanse vrouw van rond de veertig, die zo sterk op de huishoudster van de Ackermans leek dat Jane meteen wist dat het Maria’s zus moest zijn.
‘Mevrouw Philbrook?’ zei ze.
De vrouw zag de andere politiemensen op de gang en gilde: ‘Maria!’
‘Naar binnen!’ brulde Crowe. Hij duwde Jane opzij en stormde de flat in.
Er gebeurden veel te veel dingen tegelijk. De rechercheurs verspreidden zich door de flat. De zuster van Maria stond in het Spaans te krijsen. Jane haastte zich door de woonkamer, waar ze een glimp opving van een vlekkerig tapijt, een gestreepte bank, een box.
Een box! Er zijn hier kleine kinderen!
Ze ging een slaapkamer binnen waar het erg donker was omdat de dikke gordijnen dicht waren. Daardoor zag ze de ineengedoken gedaanten in de hoek eerst niet. Een vrouw die twee peuters tegen zich aan drukte, haar bovenlichaam over de kinderen gebogen alsof ze hen op die manier zou kunnen beschermen tegen alle kwaad.
Maria.
Ze hoorde het weergalmende geluid van voeten op metaal en haastte zich naar de tweede slaapkamer, waar ze Moore door het open raam op de brandtrap zag stappen.
‘Zapata?’ vroeg ze.
‘Hij vlucht naar boven.’
Waarom naar boven?
Ze keek uit het raam en zag Arbato en Cahill met getrokken wapens op straat staan. Ze keek omhoog en zag haar drie collega’s via de brandladder achter Zapata aangaan.
Ze sprintte de flat uit en de gang door naar het trappenhuis. Als Zapata naar het dak klom, kon ze hem daar onderscheppen. Ze nam de trap met twee treden tegelijk. Onderweg ving ze een flits op van een deur die openging en snel weer werd dichtgegooid. Ze rende de laatste trap op, hijgend en met snel kloppend hart.
Toen ze de deur naar het dak opengooide, werd ze half verblind door het daglicht. Ze zag Zapata over de lage rand van het dak klimmen en overeind komen.
‘Halt!’ riep ze. ‘Politie!’
Hij bleef staan en staarde naar haar. Hij was ongewapend. Gebleekte spijkerbroek, verkreukeld overhemd met een scheur in de mouw. Een paar seconden stonden alleen zij tweeën daar op het dak. Op zijn gezicht zag ze wanhoop, die snel veranderde in een grimmige vastbeslotenheid.
‘Handen omhoog!’ riep Crowe toen hij en Frost achter Zapata op het dak klommen.
Hij kon nergens naartoe. Eén agent voor hem, twee achter hem, allemaal gewapend. Jane zag hem door zijn knieën zakken en dacht dat hij zich zou overgeven. Wat hij in plaats daarvan deed, kwam als een schok.
Hij sprintte naar links, naar de uiterste rand van het dak. Naar de smalle steeg tussen de gebouwen. Alleen een atleet van olympisch formaat zou die afstand kunnen overbruggen.
Hij sprong niettemin. Hij zette af op de rand van het dak en maakte een reuzensprong naar het gebouw ernaast. Een fractie van een seconde was het alsof hij in de lucht hing, met zijn armen tot het uiterste gestrekt om de overkant te bereiken.
Jane holde naar de rand. Zapata hing aan de dakgoot van het naburige gebouw. Met wild trappelende benen bungelde hij vier verdiepingen boven de grond.
‘Jezus, die vent is gek!’ zei Frost.
‘Arbato, naar boven!’ riep Crowe naar de rechercheur die op straat stond. De twee rechercheurs renden door de steeg.
Bungelend aan de dakgoot probeerde Zapata zich op te trekken. Hij zocht met zijn voeten naar steunpunten op de muur, zwaaide één been omhoog, miste. Probeerde het nog een keer. Precies op het moment dat zijn schoen de dakrand raakte, brak de dakgoot af.
Jane sloot haar ogen, maar kon niets doen tegen het snerpende geluid van het scheurende metaal en de doffe klap waarmee Zapata’s lichaam de grond raakte.
Ergens begon een vrouw te gillen.
19
Maria Salazar zat ineengedoken aan de tafel in de verhoorkamer. Ze hield haar hoofd gebogen en veegde voortdurend de tranen uit haar ogen. Ze moest erg mooi zijn geweest toen ze jong was. Op haar vijfenveertigste was ze nog steeds aantrekkelijk, maar Jane zag vanachter de confrontatiespiegel grijze haarwortels rond haar kruintje en te stevige armen van alle jaren dat ze huishoudelijk werk had verricht. Hoeveel weerzin zou er in haar gegroeid zijn terwijl ze de huizen van andere mensen had geschrobd, gepoetst en geveegd? Zou ze er weleens aan gedacht hebben, als ze bij de Ackermans bezig was het antieke meubilair te boenen en de Perzische tapijten te zuigen, dat één van hun schilderijen, één smaragden halsketting uit het juwelenkistje genoeg was om voor altijd van haar financiële zorgen af te zijn?