Slaap(18)
Maar Lumi had haar ernstige gezicht opgezet en sprak met haar moeder over zijn hoofd heen en vroeg of hij zijn tanden zelf poetste.
‘Hij doet het heel goed,’ antwoordde Summa.
Ze vertelde met een glimlachje dat al Joona’s tanden al door waren en at ondertussen. Lumi stopte een stuk keukenpapier onder zijn kin, probeerde een vinger in zijn mond te stoppen en zei tegen hem dat hij zijn mond wijd open moest doen.
De gedachten aan Lumi vervaagden toen er plotseling een lamp aanging in de woning van de zus. Joona zag Roseanna in haar flanellen nachthemd telefoneren.
De lampen achter het raam gingen weer uit.
Er verstreek een uur, maar de wijk lag er verlaten bij.
Het begon koud te worden in de auto toen Joona een gestalte in de achteruitkijkspiegel zag. Een in elkaar gedoken figuur kwam aangelopen door de lege straat.
22
Joona zakte een beetje verder onderuit in zijn stoel, volgde de gestalte in de achteruitkijkspiegel en probeerde een glimp van het gezicht op te vangen.
De takken van de lijsterbes bewogen toen hij passeerde.
In het grijze licht van het elektriciteitshuisje zag Joona dat het Samuel was.
Zijn collega was bijna een halfuur te vroeg.
Hij deed het portier open, ging op de passagiersplaats zitten, schoof de stoel achteruit en zuchtte.
‘Je bent lang en blond, Joona... en we hebben het hier samen hartstikke gezellig in de auto,’ zei hij. ‘Maar toch slaap ik liever naast Rebecka... wil ik huiswerk maken met de jongens.’
‘Je kunt huiswerk met mij maken,’ antwoordde Joona.
‘Dank je,’ lachte Samuel.
Joona keek de weg af, naar het huis met de gesloten voordeuren, de roestige dragers van de balkons en de ramen die zwart glansden.
‘We geven het nog drie dagen,’ zei hij.
Samuel pakte zijn zilverkleurige thermoskan met yoich, zoals hij zijn kippensoep noemde.
‘Ik weet het niet, ik heb veel nagedacht,’ zei hij ernstig. ‘Er klopt niets in deze zaak... we proberen een seriemoordenaar te vinden die misschien niet eens bestaat.’
‘Hij bestaat,’ zei Joona koppig.
‘Maar hij klopt niet met wat we geleerd hebben, hij klopt niet met welk onderzoek dan ook en...’
‘Dat is de reden... dat is de reden dat niemand hem gezien heeft,’ zei Joona. ‘Hij is alleen maar zichtbaar omdat hij een schaduw in de statistieken werpt.’
Ze zaten zwijgend naast elkaar. Samuel blies in zijn soep en zijn voorhoofd besloeg. Joona neuriede een tango en liet zijn blik van Roseanna’s slaapkamer naar de ijspegels langs de dakrand glijden en omhoog over besneeuwde schoorstenen en ventilatoren.
‘Er is iemand achter het huis,’ fluisterde Samuel plotseling. ‘Volgens mij zag ik een beweging.’
Samuel wees, maar alles was droomachtig stil.
De volgende seconde zag Joona lichte sneeuw om een struik achter het huis dwarrelen. Alsof er net iemand langs was gelopen.
Voorzichtig deden ze de portieren open en slopen naar buiten.
Het was stil in de slapende woonwijk. Het enige wat je hoorde waren hun stappen en het gezoem van het elektriciteitshuisje.
Het had een paar weken gedooid, maar daarna was het weer gaan sneeuwen.
Ze naderden de raamloze gevel van het gebouw, liepen stil over de grasdijk naar beneden en langs de behangzaak op de begane grond.
Het schijnsel van de dichtstbijzijnde lantaarnpaal viel over de gladde sneeuw op het open stuk grond achter de huizenrij. Ze bleven in elkaar gedoken staan bij de hoek van het gebouw en probeerden de bomen af te speuren die verderop, richting de Koninklijke Tennishal en het Lill-Jansskogen, dicht op elkaar stonden.
Eerst zag Joona niets in het donker tussen de oude, kromme bomen.
Hij wilde net naar Samuel gebaren verder door te lopen, toen hij de gestalte ontwaarde.
Er stond een man tussen de bomen, net zo roerloos als de besneeuwde takken.
Joona’s hart begon sneller te kloppen.
De tengere man staarde als een spook naar het raam waar Roseanna Kohler lag te slapen.
De man leek geen haast te hebben, had geen zichtbaar doel.
Joona raakte vervuld van de ijzingwekkende overtuiging dat de man die in de tuin stond de seriemoordenaar was wiens bestaan ze vermoedden.
Het beschaduwde gezicht was mager en gerimpeld.
Hij stond daar maar, alsof de aanblik van het huis hem voedde met een genotvolle kalmte, alsof hij zijn slachtoffer al in een kreeftenfuik had zitten.
Ze trokken hun wapen, maar wisten niet wat ze moesten doen. Ze hadden het hier van tevoren niet over gehad. Hoewel ze Roseanna al zo veel nachten bewaakten, hadden ze nooit besproken wat ze zouden doen als bleek dat ze gelijk hadden.
Ze konden een man die alleen maar naar een donker raam stond te kijken niet overweldigen en arresteren. Ze zouden er weliswaar achter komen wie hij was, maar daarna zouden ze hem misschien moeten laten gaan.
23