Reading Online Novel

Slaap(13)



‘Ik wil niet, ik wil niet,’ fluistert hij manisch. ‘Ik moet naar huis, ik moet, ik moet...’

‘Waar woon je? Kun je zeggen waar je woont?’

‘Wie... wie van ons?’ vraagt hij en hij slikt hard.

‘Hij ijlt,’ zegt de verpleegkundige gedempt.

‘Heb je ergens pijn?’

‘Ja,’ antwoordt hij met een verward glimlachje.

‘Kun je zeggen...’

‘Nee, nee, nee, nee, ze schreeuwt in me, ik kan er niet tegen, ik hou het niet vol, ik...’

Zijn ogen rollen weg, hij hoest en mompelt iets over vingers van porselein en ademt dan amechtig.

Irma Goodwin besluit de patiënt een neurobioninjectie te geven, plus koortsverlagende en intraveneuze antibiotica, benzylpenicilline, in afwachting van de uitslagen van tests.

Ze verlaat de behandelkamer en loopt door de gang terwijl ze aan haar ringvinger voelt, waar haar trouwring achttien jaar heeft gezeten tot ze hem door de wc spoelde. Haar man had haar veel te lang bedrogen om hem nog te kunnen vergeven. Het doet geen pijn meer, maar het voelt nog steeds vervelend, als een grote verspilling van hun gezamenlijke toekomst. Ze vraagt zich af of ze haar dochter zal bellen, hoewel het al laat is. Na de scheiding is ze bezorgder geworden dan ooit tevoren en ze belt Mia veel te vaak.

Door de deur voor zich hoort ze de verpleegkundige aan de alarmlijn praten. Er is een ambulance in aantocht die een prio-1-oproep heeft aangenomen. Een ernstig verkeersongeluk. De verpleegkundige stelt een behandelteam met chirurg samen.

Irma Goodwin blijft staan en keert vlug terug naar de kamer waar de patiënt met onbekende identiteit ligt. De verzorgende met rode wangen helpt een verpleegkundige om een bloedende wond in zijn lies te wassen. Het lijkt erop dat de jonge man in een scherpe tak is gerend.

Irma Goodwin gaat in de deuropening staan.

‘Jullie moeten antibiotica met macroliden geven,’ zegt ze beslist. ‘Eén gram erytromicine intraveneus.’

De verpleegkundige kijkt op.

‘Je denkt dat hij de veteranenziekte heeft?’ vraagt ze verbaasd.

‘We moeten maar zien wat de kweek...’

Irma Goodwin zwijgt als het lichaam van de patiënt schokt. Ze richt haar blik op zijn witte gezicht en ziet hem langzaam zijn ogen opendoen.

‘Ik moet naar huis,’ zegt hij. ‘Ik heet Mikael Kohler-Frost en ik moet naar huis...’

‘Mikael Kohler-Frost,’ zegt Irma. ‘Je bevindt je in het Söder-ziekenhuis en...’

‘Ze schreeuwt de hele tijd!’

Irma verlaat de behandelkamer en gaat op een holletje naar haar eenvoudige kantoor. Ze doet de deur achter zich dicht, zet haar bril op, gaat achter de computer zitten en logt in. Ze vindt hem niet in het patiëntenregister en gaat verder naar het archief van het bevolkingsregister.

Daar vindt ze hem.

Irma Goodwin friemelt onbewust aan de lege plek aan haar ringvinger en leest nogmaals de informatie over de patiënt in de behandelkamer.

Mikael Kohler-Frost is al zeven jaar dood en ligt begraven op het Malsta-kerkhof in de gemeente Norrtälje.





15


Commissaris Joona Linna bevindt zich in een kleine ruimte met wanden en vloer van kaal beton. Hij knielt terwijl een man in camouflagepak een pistool op zijn hoofd richt, een zwarte Sig Sauer. De deur wordt bewaakt door een andere man die zijn Belgische aanvalsgeweer continu op Joona gericht houdt.

Op de vloer bij de muur staat een fles Coca-Cola. Het licht komt van een plafondlamp met een gebutste aluminium kap.

Er gaat een mobiele telefoon. Voor de man met het pistool opneemt, schreeuwt hij tegen Joona dat die zijn hoofd omlaag moet doen.

De andere man legt zijn vinger op de trekker en doet een stap naar voren.

De man met het pistool praat in de mobiel en luistert zonder Joona uit het oog te verliezen. Grind knarst onder zijn laarzen. Hij knikt, zegt nog iets en luistert weer.

De man met het aanvalsgeweer zucht na een poosje en gaat op de stoel naast de deur zitten.

Joona knielt roerloos. Hij draagt een trainingsbroek en een wit T-shirt dat nat is van het zweet. De mouwen spannen om de spieren van zijn bovenarmen. Hij heft zijn hoofd een fractie. Zijn ogen zijn grijs als gepolijst graniet.

De man met het pistool praat verhit aan de telefoon, hangt op, lijkt een paar seconden na te denken en doet dan vier snelle stappen naar voren en drukt de loop van het pistool tegen Joona’s voorhoofd.

‘Nu overman ik jullie,’ zegt Joona vriendelijk.

‘Wat?’

‘Ik moest wachten,’ legt hij uit. ‘Tot ik de mogelijkheid krijg tot direct fysiek contact.’

‘Ik heb net bevel gekregen je te executeren.’

‘Ja, de situatie is nogal acuut omdat ik het pistool uit mijn gezicht moet krijgen en het het liefst binnen vijf seconden moet zien te gebruiken.’

‘Hoe?’ vraagt de man bij de deur.