Schaduwland(109)
‘Is alles in orde met de tweeling?’ Ik kijk niet meer naar het zwembad, maar draai me naar Jude.
Hij ontmoet mijn blik. ‘Damen heeft misschien gelijk dat het boek te machtig voor ze is.’
Ik pers mijn lippen op elkaar en hoop maar dat Damen niet doorheeft dat ik achter zijn rug om tegen zijn plan in ben gegaan door hun het boek te bezorgen.
‘Maak je maar geen zorgen,’ zegt hij als hij mijn gezicht ziet. ‘Je geheim is helemaal veilig; ik heb niets gezegd.’
Ik zucht opgelucht. ‘Heb je hem wel gezien? Damen, bedoel ik?’ De brok zit meteen weer in mijn keel, mijn hart slaat op hol en ik voel me weeïg worden vanbinnen als ik zijn naam zeg. Ik kan me niet voorstellen hoe het voelde om zijn eeuwenoude rivaal voor zijn voordeur aan te treffen terwijl die Romy en Rayne thuisbrengt. Dezelfde rivaal met wie hij me nog zag knuffelen op het strand.
‘Hij was niet thuis op dat moment, maar de tweeling was zo overstuur dat ik maar bij hen ben gebleven tot hij terugkwam. Wat een enorme kast van een huis is dat, zeg.’
Ik klem mijn lippen op elkaar en vraag me af hoeveel hij gezien heeft. Heeft de tweeling hem een rondleiding gegeven? Is Damens ‘speciale kamer’ weer terug in de oude staat?
‘Volgens mij was hij behoorlijk verrast dat ik tv zat te kijken in zijn zitkamer, maar toen ik uitlegde wat ik daar deed, ging het al wat beter.’
‘Wát beter?’ Ik trek een wenkbrauw op.
Hij haalt zijn schouders op en kijkt me zo open en direct aan, alsof hij in mijn ziel kan zien.
Ik draai me weg en mijn stem trilt onzeker. ‘Wat heb je hem dan verteld?’
Zijn adem voelt koel op mijn wang wanneer hij naar me toe leunt en fluistert: ‘Ik heb gezegd dat ik ze bij de bushalte zag staan en ze een lift naar huis heb gegeven. Dat kon toch geen kwaad?’
Na een diepe zucht, richt ik me weer op Roman en ik zie hoe hij Haven op zijn schouders hijst voor een luchtgevecht met Miles. Spetterend en giechelend ziet het er allemaal uit als een leuke avond – althans op het eerste gezicht. Dan draait Roman zich om en alles lijkt te bevriezen. Zijn ogen boren in de mijne en glanzen. Uitdagend kijkt hij me aan alsof hij weet wat ik gedaan heb. Maar voor ik ook maar kan knipperen, stoeit hij vrolijk verder. Heb ik me dit moment dan verbeeld?
‘Nee. Nee, dat kan geen kwaad,’ antwoord ik. Ondertussen verspreidt zich een vreselijk voorgevoel in mijn maag en ik vraag me af wat me nu weer te wachten staat.
Zesenveertig
Als het Miles na drie keer nog niet lukt om me het water in te krijgen, klautert hij uit het zwembad en komt naar me toe. ‘Hé, wat is er aan de hand? Ik weet dat je een bikini aanhebt, want ik kan de schouderbandjes zien!’ Hij lacht en trekt me overeind uit de stoel, waarna hij me stevig omhelst en fluistert: ‘Ever, heb ik je ooit verteld hoeveel ik van je hou? Heb ik dat? Ever? Ooit?’
Ik schud mijn hoofd en maak me los terwijl ik oogcontact maak met Holt vlak achter hem. Hij rolt met zijn ogen en trekt aan Miles’ arm om hem over te halen mij los te laten en zich niet af te drogen aan mijn jurk.
Maar Miles wil er niets van weten. Hij moet wat kwijt en rust niet voor hij het gezegd heeft. Met een natte arm rond mijn schouders leunt hij nog dichter naar me toe. Met een dubbele tong zegt hij: ‘Ik meen het sjerieusj, Ever. Voor jij bij ons op sjchool zat... wasj het alleen ik en Haven. Maar daarna... zodra jij bij ons kwam sjitten... aan tafel... toen wasj het ik en Haven en jij.’ Hij kijkt me aan en beweegt zijn hoofd op en neer terwijl het hem moeite kost te focussen. Hij grijpt me steviger vast om zijn evenwicht te bewaren.
‘Wauw... dat is echt heel... diepzinnig.’ Ik kijk naar Holt en we onderdrukken een lachbui terwijl we allebei een arm om Miles slaan en hem meenemen naar de keuken voor een bak koffie. We weten hem net op een kruk aan de ontbijtbar te krijgen als Haven binnenkomt met haar drie onsterfelijke vrienden.
‘Gaan jullie nu al weg?’ Ik kijk hen vragend aan als ik zie dat ze allemaal zijn aangekleed, met een vochtige handdoek over hun arm geslagen.
Haven knikt. ‘Misa en Rafe moeten morgen werken en Roman en ik hebben een afspraak.’
Ik draai me naar Roman en laat zijn blik niet los. Hoe kan hij nou weggaan als ik nog niet heb gekregen wat ik nodig heb? Hij is nog niet eens begonnen met al die dingen die ik me voorstelde: het smeken, zich vernederen en door het stof gaan om mij om vergiffenis te vragen.
Hoe kan hij nou weggaan – dat gaat helemaal in tegen mijn plan!
Ik loop achter ze aan naar de deur en voel mijn hart sneller kloppen als ik kijk naar zijn half opgeheven kin en de glinstering in zijn ogen. Een slecht gevoel bekruipt me. Er is iets verkeerd gegaan. Heel erg verkeerd, zelfs. Ik heb het ritueel uitgevoerd zoals dat in het boek stond, maar de blik in zijn ogen en de omkrullende mondhoeken vertellen me luid en duidelijk dat zowel de godin als de koningin van de onderwereld niet heeft geluisterd toen ik om hulp vroeg.