Politie(193)
Folkestad had kennelijk wel ingezien dat zijn opdracht volbracht was. En daarmee zijn leven. Dus hij had het enige logische gedaan. Het had drie dagen geduurd voor ze hem hadden gevonden. Drie dagen van wanhopig zoeken. Het hele land was op de been geweest, zo had hij het gevoeld. En misschien had het daarom een beetje als een anticlimax gevoeld toen de melding binnenkwam dat ze hem hadden gevonden in het bos in Maridalen. Op slechts een paar honderd meter van de plek waar Erlend Vennesla was gevonden. Met een klein, bijna discreet gaatje in zijn hoofd en een pistool in zijn hand. Zijn auto had hen op het spoor gezet, die was gezien op een parkeerplaats vlak bij het begin van de wandelroutes. Een oude Fiat waarnaar ook werd gezocht.
Bjørn gaf zelf leiding aan het team van de technische recherche. Arnold Folkestad had er zo onschuldig uitgezien zoals hij daar op zijn rug in de hei had gelegen, als een tuinkabouter met een rode baard. Hij lag onder een stukje open hemel zonder de beschutting van de bomen die rondom hem stonden. In zijn zakken hadden ze sleutels gevonden van onder andere de Fiat en het slot van de ontplofte deur in de Hausmannsgate 92, een dienstpistool, naast het pistool dat hij in zijn hand hield, en in zijn portemonnee hadden ze een gekreukte foto gevonden van een jongen die Bjørn onmiddellijk had herkend als René Kalsnes.
Omdat het minstens een etmaal lang onafgebroken had geregend en het lijk drie dagen onder de blote hemel had gelegen, waren er niet veel sporen geweest. Maar dat was niet zo erg, ze hadden wat ze wilden. De huid bij de rechterslaap had brandplekken van de steekvlam en de restanten van ingebrand kruit en na ballistisch onderzoek kon worden vastgesteld dat de kogel in het hoofd afkomstig was uit het pistool in zijn hand.
Daarom hadden ze het onderzoek niet meer op de plaats delict geconcentreerd, het was direct begonnen toen ze in zijn huis inbraken. Daar hadden ze het meeste gevonden wat ze nodig hadden voor de oplossing van alle politiemoorden. Knuppels met bloed en haren van de vermoorde slachtoffers, een bajonetzaag met het dna van Beate Lønn erop, een schep met aarde- en kleiresten die overeenkwamen met het grondmonster van Vestre Gravlund, plastic strips, afzetlint van de politie van hetzelfde type als ze bij Drammen hadden gevonden, laarzen met profiel dat overeenkwam met een voetafdruk die ze bij Tryvann hadden gevonden. Ze hadden alles. Geen losse eindjes. Het was alleen nog een kwestie van een rapport schrijven. Ze hadden het afgesloten. Daarna was datgene gekomen waar Harry het zo vaak over had gehad, maar wat Bjørn Holm zelf nooit had gevoeld. De leegte.
Omdat er ineens geen vervolg meer was.
Je was niet langer op weg naar een doel, naar een haven, een tussenstation.
Het was alsof de rails, het asfalt, de brug ineens onder je verdwenen. Dat de weg ophield en daarna het ravijn naar de leegte kwam.
Afgesloten. Hij haatte dat woord.
Dus bijna uit wanhoop had hij zich gestort op de oorspronkelijke moorden. En hij had gevonden waarnaar hij zocht, een link tussen het meisje bij Tryvann, Judas Johansen en Valentin Gjertsen. Een kwart vingerafdruk is geen match, maar dertig procent waarschijnlijkheid kon je niet negeren. Nee, het was niet afgesloten. Het was nooit afgesloten.
‘Ze gaan beginnen.’
Het was Katrine. Haar lippen raakten bijna zijn oor. De orgeltonen zwollen aan, werden muziek, muziek die hij kende. Bjørn slikte moeizaam.
Gunnar Hagen sloot een ogenblik zijn ogen en luisterde naar de muziek, wilde niet denken. Maar de gedachten kwamen. Dat de zaak voorbij was. Dat alles voorbij was. Dat ze hadden begraven wat ze moesten begraven. Maar toch was er dat ene, dat ene wat hij nooit kon begraven, nooit onder de grond kon stoppen. En wat hij nog tegen niemand had gezegd. Niet had gezegd omdat het nergens toe diende. De woorden die Asajev met een hese stem tegen hem had gefluisterd in die paar minuten dat hij die dag in het ziekenhuis bij hem was: ‘Wat bied je me aan als ik jou aanbied te getuigen tegen Isabelle Skøyen?’ En: ‘Ik weet niet met wie, maar ik weet dat ze heeft samengewerkt met iemand die een hoge positie heeft binnen de politie.’
De woorden waren dode echo’s van een dode man. Niet te bewijzen beweringen die meer schade konden toebrengen dan van nut kon zijn bij het vervolgen van Isabelle Skøyen, die natuurlijk toch al buitenspel stond.
Dus hij hield ze voor zichzelf.
Bleef ze voor zichzelf houden.
Zoals Anton Mittet met die verdomde knuppel.
Het besluit was genomen, maar hij bleef er ’s nachts wakker van liggen.
‘Ik weet dat ze heeft samengewerkt met iemand die een hoge positie heeft binnen de politie.’
Gunnar Hagen opende zijn ogen weer.
Liet zijn blik over de aanwezigen glijden.
Truls Berntsen zat met het raampje van de Suzuki Vitara naar beneden gedraaid zodat hij de orgelmuziek uit het kerkje kon horen. De zon scheen aan een wolkeloze hemel. Warm en duivels. Hij had nooit van Oppsal gehouden. Alleen maar uitschot. Veel klappen uitgedeeld. Veel klappen geïncasseerd. Niet zoveel als in de Hausmannsgate natuurlijk. Gelukkig had het er erger uitgezien dan het was. En in het ziekenhuis had Mikael tegen hem gezegd dat het voor iemand met zo’n lelijk smoelwerk als dat van hem toch niet zo erg was en hoe ernstig kon een hersenschudding zijn voor iemand die geen hersenen had?