Politie(191)
Hij trok aan de veters en deed alsof ze niet meewerkten.
Hij lokte Arnold naar zich toe. Hij moest dichterbij komen.
Want er was maar één manier. En dat was misschien wat hem zo kalm en relaxed maakte. All in. Het was al gedaan. De rest bepaalde het lot.
En misschien voelde Arnold die kalmte.
‘Zoals je wilt, Harry.’
Harry hoorde Arnold op zich af komen lopen. Hij concentreerde zich nog steeds op zijn veters. Wist dat Arnold al langs Oleg op de stoel was gelopen, Oleg die doodstil was alsof hij wist wat er gebeurde.
Nu passeerde hij Rakel.
Nu was het moment gekomen.
Harry keek op. Staarde in het zwarte oog van de pistoolloop dat hem op dertig centimeter afstand aanstaarde.
Hij wist dat Arnold bij de geringste beweging zou schieten op degene die het dichtst bij hem was. Bij binnenkomst was dat Oleg. Nam Arnold aan dat Harry gewapend was? Had hij begrepen dat hij naar de fictieve ontmoeting met Truls Berntsen een pistool had meegenomen?
Misschien. Misschien niet.
Het maakte hoe dan ook niets uit. Harry zou nu nooit kans zien een wapen te trekken, hoe makkelijk hij er ook bij zou kunnen.
‘Arnold, waarom…’
‘Vaarwel, mijn vriend.’
Harry zag de vinger van Arnold Folkestad zich rond de trekker krommen.
En hij wist dat die niet zou komen, de uitleg. De uitleg die we voor ons zouden zien aan het eind van de reis. Niet de grote uitleg, waarom we zijn geboren en waarom we sterven en wat de bedoeling is van beide gebeurtenissen en wat de bedoeling is van het stuk ertussenin. En ook niet een kleine uitleg, wat een mens als Folkestad beweegt om zijn leven op te offeren voor het kapotmaken van de levens van anderen. In plaats daarvan zou het deze syncope, deze snelle vernietiging, deze banale maar logisch geplaatste punt midden in het woord worden. Waar-om.
Het kruit verbrandde met een – letterlijke – explosieve snelheid en de druk die daardoor ontstond, zond het projectiel met een snelheid van driehonderdzestig meter per seconde door de messing buis. Het gladde lood vormde zich naar de ribbels in de loop waardoor de kogel ging roteren en stabieler door de lucht zou gaan. Maar in dit geval was dat niet nodig. Want na slechts enkele centimeters lucht drong het stukje lood door de hoofdhuid en remde af door de ontmoeting met de schedel. Toen de kogel de hersenen binnendrong, was de vaart afgenomen tot driehonderd kilometer per uur. Het projectiel ging eerst door het deel van de hersenschors dat de motoriek aanstuurt, waardoor er een totale verlamming optrad, daarna door de temporale kwab, vernielde de functies in de lobus dexter en de lobus frontalis, doorkliefde de gezichtszenuw en trof aan de andere kant de binnenzijde van de schedel. De hoek en de afgenomen vaart zorgden ervoor dat de kogel, in plaats van de schedel te verlaten, afketste en andere delen van de hersenen trof, de vaart nam verder af en de kogel stopte ten slotte. Toen had hij al zoveel schade aangericht dat het hart was gestopt met slaan.
Hoofdstuk 51
Katrine huiverde en kroop onder Bjørns arm. Het was koud in de kerk. Koud binnen en koud buiten, ze had meer aan moeten trekken.
Ze zaten te wachten. Iedereen in de kerk van Oppsal wachtte. Gehoest. Waarom was dat toch dat je altijd begon te hoesten zodra je de kerk in kwam? Had het ermee te maken dat je keel werd dichtgesnoerd door de ruimte zelf? Zelfs in een moderne kerk als deze van glas en beton? Of was het de angst om geluid te maken dat door de akoestiek werd versterkt waardoor er een soort dwanghandeling ontstond? Of was het gewoon de manier waarop mensen onderdrukte gevoelens naar buiten brachten in plaats van uit te barsten in gelach of gehuil?
Katrine draaide haar hoofd. Er waren niet veel mensen, alleen naaste familie en vrienden. Zo weinig dat de meesten slechts met één letter in Harry’s contactenlijst stonden. Ze keek naar Ståle Aune. Voor deze gelegenheid met een stropdas. Zijn vrouw. Gunnar Hagen, ook met zijn vrouw.
Ze zuchtte. Ze had echt meer moeten aantrekken. Hoewel Bjørn het niet koud leek te hebben. Donker pak. Ze had niet geweten dat hij er zo goed uit kon zien in een pak. Ze veegde over zijn revers. Niet dat daar iets op zat, het was gewoon een gebaar. Een intiem gebaar uit verliefdheid. Apen die luizen plukken uit elkaars vacht.
De zaak was opgelost.
Een poosje waren ze bang geweest dat hij – Arnold Folkestad, nu ook bekend als de politieslager – was verdwenen. Dat het hem was gelukt weg te komen, naar het buitenland of dat hij ergens in Noorwegen een gat als schuilplaats had gevonden. Dat moest dan wel een diep en donker gat zijn, want in de loop van de vierentwintig uur sinds het opsporingsbevel was uitgegaan, waren het signalement en de persoonlijke kenmerken zo grondig door alle media naar buiten gebracht dat ieder normaal functionerend mens in het land moest hebben meegekregen wie Arnold Folkestad was en hoe hij eruitzag. Katrine had zich ook gerealiseerd hoe dicht ze indertijd bij de oplossing waren geweest toen Harry haar had gevraagd verbanden te zoeken tussen René Kalsnes en andere politiemensen. Als ze toen gewoon die zoektocht had uitgebreid naar voormálige politiemensen, zou ze Arnold Folkestads relatie met de jongeman hebben ontdekt.