Reading Online Novel

Politie(138)



Bellman trok een envelop uit zijn binnenzak en schoof die over tafel naar de oude man.

‘Dat is kort samengevat wat er in deze brief staat, die aan de wethouder persoonlijk is gericht. Je hoeft hem slechts te ondertekenen en te versturen nadat je tijdens de volgende bijeenkomst het gemeentebestuur mondeling op de hoogte hebt gebracht. Zoals je ziet, is de brief ook al gefrankeerd. Je krijgt trouwens deze mp3-speler in je bezit als ik een bevredigend antwoord van de wethouder heb gekregen over het besluit dat men heeft genomen.’ Bellman knikte naar de koffiekan.

‘Hoe zit het, krijgen we nog koffie?’



Harry nam een slok van zijn koffie en keek naar zijn stad.

De kantine van het hoofdbureau zat op de bovenste verdieping en van daaruit had je uitzicht op de Ekeberg, de fjord en het nieuwe stadsdeel dat werd gebouwd in Bjørvika. Maar hij keek vooral naar de oude herkenningspunten. Hoe vaak had hij hier niet in de lunchpauze gezeten en geprobeerd de zaak vanuit een andere hoek te bekijken, met andere ogen, vanuit een nieuw en ander perspectief terwijl zijn behoefte aan een sigaret en alcohol aan hem had getrokken en hij tegen zichzelf zei dat hij niet eerder naar het terras mocht gaan voordat hij minstens een toetsbare hypothese had?

Hij geloofde dat hij terugverlangde naar die tijd.

Eén hypothese. Die niet alleen een gedachtespinsel was, maar verankerd in iets wat kon worden getoetst, kon worden beantwoord.

Hij pakte zijn koffie op. Zette het kopje weer neer. Geen nieuwe slok voor de hersenen iets te pakken hadden. Een motief. Ze waren nu al zo vaak met hun hoofd tegen de muur gelopen dat het misschien tijd werd om ergens anders te beginnen. Een plek waar het licht was.

Er schraapte een stoel. Harry keek op. Bjørn Holm. Hij zette zijn kopje koffie op tafel zonder dat hij koffie morste, trok zijn rastamuts af en ging met zijn hand door het rode haar. Harry keek afwezig naar dat gebaar. Was dat om de hoofdhuid lucht te geven? Of om die bekende haar-plat-op-je-hoofd-look te vermijden waar zijn generatie zo’n hekel aan had terwijl Oleg daarvan leek te houden. Haren die vastplakten aan een bezweet voorhoofd boven een hoornen bril. De belezen nerd, de web-onanist, de zelfbewuste urbanist die het imago van een verliezer omarmde, de onechte outsiderrol. Zag hij er zo uit, de man naar wie ze zochten? Of was hij een boerenjongen met rode wangen in de stad met een lichtblauwe spijkerbroek, praktische schoenen, een kapsel van de plaatselijke kapper, die zijn portiek schoonveegde als het zijn beurt was, die beleefd en behulpzaam was en over wie niemand een kwaad woord te zeggen had? Geen toetsbare hypotheses. Geen slokje van de koffie.

‘En?’ zei Bjørn, die zichzelf een flinke slok toestond.

‘Tja…’ zei Harry. Hij had Bjørn nooit gevraagd waarom een countryman met een reggaemuts liep en niet met een cowboyhoed. ‘Ik geloof dat we de moord op René Kalsnes misschien beter moeten onderzoeken. En het motief moeten we vergeten, alleen maar naar de technische details kijken. We hebben dus die kogel waarmee hij uiteindelijk gedood is. Negen millimeter. Het gangbaarste kaliber ter wereld. Wie gebruikt dat?’

‘Iedereen. Absoluut iedereen. Zelfs wij.’

‘Hm. Wist je dat de politie wereldwijd achter vier procent van alle moorden in vredestijd zit? Dat het percentage in de ontwikkelingslanden op negen procent ligt? Dat maakt ons tot de moordzuchtigste beroepsgroep ter wereld.’

‘Jezus,’ zei Bjørn.

‘Hij maakt een grapje,’ zei Katrine. Ze trok een stoel mee naar de tafel en zette een grote, dampende kop thee voor zich neer. ‘In tweeënzeventig procent van de gevallen waarin mensen statistieken gebruiken, gaat het om iets wat ze zelf verzinnen.’

Harry gromde.

‘Is dit grappig?’ vroeg Bjørn.

‘Het is een grapje,’ zei Harry.

‘Waarom dan?’ zei Bjørn.

‘Vraag haar maar.’

Bjørn keek Katrine aan. Ze lachte terwijl ze in haar thee roerde.

‘Ik begrijp het niet!’ Bjørn keek Harry verwijtend aan.

‘Het is een zelfcommenterende grap. Ze heeft net zelf die tweeënzeventig procent bedacht, of niet?’

Bjørn schudde niet-begrijpend zijn hoofd.

‘Als een paradox,’ zei Harry. ‘Als de Griek die zegt dat alle Grieken liegen.’

‘Maar dat hoeft niet te betekenen dat het niet waar is,’ zei Katrine. ‘Met die tweeënzeventig procent dus. Dus jij denkt dat de moordenaar een politieman is, Harry?’

‘Dat heb ik niet gezegd,’ bromde Harry en hij vouwde zijn handen achter zijn hoofd. ‘Ik zei alleen…’

Hij zweeg. Voelde zijn nekharen omhoogkomen. De goede, oude nekharen. De hypothese. Hij keek in zijn koffiekopje. Hij had nu echt zin in die slok.