Reading Online Novel

Outside in(27)



Ik had een bijna onzichtbaar luik gevonden! Helemaal blij met mijn ontdekking duurde het even voor tot me doordrong wat dit betekende. Boven elk van de vier niveaus waarin we hadden gewoond bevond zich een bijna onzichtbaar luik naar de Tussenruimte tussen de niveaus. Die ruimte van anderhalve meter hoog herbergde buizen en kabels en bood iemand als ik de kans om zich ongezien tussen de niveaus te verplaatsen.

Ik had gedacht dat ik het dak had bereikt. Maar het bijna onzichtbare luik betekende dat er daarboven nog iets was.





Hoofdstuk 6





Er was daarboven nog iets. Ik herhaalde het in gedachten, in de hoop dat de rationele helft van mijn brein de boodschap zou oppikken. Er zat geen dik zwart rubber om het luik heen, dus was het geen Poort naar het Heelal. Misschien was er nog een Expansie, met ruimte voor nog meer niveaus. Ik lachte, maar het klonk geforceerd en metalig. En ik had zestien niveaus al onbevattelijk gevonden.

Omdat er maar één manier was om erachter te komen haakte ik mijn benen door de sporten van de ladder om mijn lichaam te zekeren. Toen reikte ik omhoog en tastte naar de hendel van het luik.

De klik waarmee het luik openging, trilde door in de botten van mijn armen. Ik duwde tegen het metaal. Het luik kraakte en piepte zo luid dat ik mijn kiezen op elkaar klemde. Een stoffige, bedompte lucht kwam me tegemoet.

Toen de opening groot genoeg was om doorheen te kunnen, liet ik mijn lamp naar binnen schijnen. De ladder ging nog een meter door en stopte daar. Op de wanden zag ik merkwaardige afbeeldingen. Ik nam een risico en klauterde naar binnen. De vloer leek stevig, dus ging ik erop staan, maar voor de zekerheid hield ik me vast aan de ladder.

Het goede nieuws: de vloer begaf het niet onder mijn gewicht.

Het slechte nieuws: ik voelde een merkwaardige tinteling door mijn voeten schieten, waarna opeens schelle lichten aangingen.

Verblind door het helwitte licht kneep ik mijn ogen dicht. Zelfs door mijn oogleden heen stak dat verblindende licht zo hevig dat het voelde als een migraineaanval.

Het leek uren te duren voordat mijn ogen zich aanpasten.

Toen ik eindelijk weer wat kon onderscheiden, zag ik een enorm monster.

Ik gilde het uit en was alweer op de ladder gesprongen voordat de logica het kon overnemen. Dat enorme geval was een ding, geen levend wezen. Het bewoog niet. Het maakte geen geluid. Het straalde geen licht uit. Het leek te zijn gemaakt van een vreemd soort zwart metaal, zonder klinknagels.

Ik kon mijn nieuwsgierigheid niet onderdrukken en liep erop af. Het ding was negen meter hoog en ongeveer honderd meter breed, zo groot dat ik het niet eens met zekerheid kon zeggen. Mijn eerste indruk was die van een gigantisch schaap zonder nek. Of een lange sok gevuld met ballen. Of glazen bollen die op elkaar waren gestapeld tot een rechthoekige vorm.

Hoe dan ook, dat hele rare geval rustte op acht dikke metalen poten met enorme wielen eronder. Het hoofd – om het zo maar even te noemen – had als ogen twee grote ronde glasplaten, waarin de felle lichten aan het plafond weerkaatsten. Als het dak boven dit vreemde niveau inderdaad het plafond van Binnen was. Het zou me nu niet meer verbazen als ik nog een niveau zou vinden en misschien nog wel een hele maatschappij die boven ons hoofd bleek te leven.

Ik liep om het geval heen en zag zijn kleine broertje ernaast staan. Het was niet zo eng als zijn gigantische broer, dit kleinere… hoe moest ik hem noemen? Lam? Bobbelding? Het leek een of ander voertuig te zijn.

Toen ik van de eerste schok was bekomen besefte ik dat ik in een afgesloten ruimte stond. Binnen was ongeveer tweeduizend meter breed en tweeduizend meter lang. En dit deel besloeg maar een fractie daarvan. Mijn innerlijke meetlat vermoedde dat deze ruimte dezelfde afmetingen had als een Sector of een Kwadraat – 666,7 vierkante meter. Een negende van een niveau. Als ik de logica van de indeling van Binnen volgde, zou deze ruimte Kwadraat G17 vormen.

En dat betekende dat er wellicht nog vijf sectoren en drie kwadraten op dit niveau waren. Betekende dat ook nog eens acht bobbelige monsters? Ik huiverde, en ik voelde overal kippenvel opkomen. Omdat het voelde alsof ik weg ging zweven, leunde ik tegen de wand.

Nu herinnerde ik me de merkwaardige dingen die ik erop had zien staan, en ik draaide me om, om ze te bestuderen. De afbeeldingen en tekeningen zeiden me net zoveel als Logans computerschermen vol grafieken.

Ik liep verder langs de wand, op zoek naar een deur. Drie van de vier muren stonden helemaal vol met al die vreemde symbolen. In het midden van de noordelijke wand, de tussenwand naar Sector D17, zag ik een Poort, omlijst door het inmiddels vertrouwde zwarte rubber. Maar deze Poort reikte bijna tot aan het plafond en was minstens tweehonderd meter breed. Groot genoeg voor het bobbelmonster. In de noordwestelijke hoek waren platen zwart metaal opgestapeld. Ik raakte het gladde oppervlak aan. Het voelde als glas, maar daar leek het te dik voor. Ik tilde de bovenste plaat wat op en verwachtte dat hij loodzwaar zou zijn. Maar hij kwam gemakkelijk omhoog, met een krakerig, statisch geluid. Het woog niets in vergelijking met metaal of glas. En de randen hingen omlaag als een stuk stof, maar dan anders. Het deed me denken aan een plak van het Heelal – zwart, koud en gewichtloos.