Onbewaakt ogenblik(3)
In de rouwkamer deed Bruno de deur achter zich dicht en liep naar de open kist. Er stond een andere kist tegen de achterwand; die was ook open, maar leeg. Hij stond op een verhoogd platform waar een wit laken omheen was gehangen en waar tot op borsthoogte prachtige bloemen omheen waren gelegd. Bruno bewees het lichaam dat daarin lag de laatste eer, mompelde ‘Tot ziens, Bill’, en liep toen naar de weduwe, die weer in haar stoel was gaan zitten. Hij knielde voor haar neer en pakte voorzichtig een van haar handen vast.
‘Het spijt me heel erg voor je, Mildred. Hij was een goed mens.’
De weduwe keek naar hem op vanachter haar sluier, glimlachte, en sloeg toen haar ogen weer neer. De uitdrukking op Bruno’s gezicht veranderde en hoewel hij niet bang hoefde te zijn dat de enige andere aanwezige zou meeluisteren, keek hij toch snel om zich heen. ‘Je zei dat je me nog ergens over wilde spreken. Onder vier ogen.’
‘Ja,’ zei de weduwe heel zachtjes.
‘Ik heb maar weinig tijd, Mildred. Wat is er?’
Bij wijze van antwoord legde ze een hand op zijn wang. Toen raakten haar vingers zijn nek. Bruno’s gezicht vertrok toen hij een scherpe prik voelde en hij zakte bewusteloos in elkaar.
•2•
Michelle ijsbeerde door de gang. Ze keek telkens weer op haar horloge en luisterde naar de sombere muziek die zachtjes door het gebouw galmde. Als je al niet verdrietig, gedeprimeerd of misschien zelfs suïcidaal was voordat je hier binnenkwam, dan werd je het wel na vijf minuten van deze geestdodende troep. Ze was razend dat Bruno de deur had dichtgedaan, maar had besloten er maar niet moeilijk over te doen. Je werd niet geacht degene die je moest beschermen ook maar even uit het oog te verliezen, maar in de praktijk was het negeren van de voorschriften soms onontkoombaar. Toch keek ze een van haar manschappen aan en vroeg voor de vijfde keer: ‘Weet je zeker dat die kamer clean was?’ Hij knikte.
Nadat ze nog even had gewacht, liep ze naar de deur en klopte aan. ‘Meneer Bruno? We moeten er weer eens vandoor. Meneer?’ Nog steeds geen antwoord en Michelle slaakte een nauwelijks hoorbare zucht. Ze wist dat de andere agenten van haar detachement, die zonder uitzondering meer dienstjaren hadden dan zijzelf, nu aandachtig stonden te kijken hoe ze zich hield. Er waren ongeveer 2.400 veldagenten, maar slechts 7 procent van hen bestond uit vrouwen en niet meer dan een heel klein deel van die vrouwen had een functie van ook maar enig gezag. Nee, het viel niet mee.
Ze klopte nog eens. ‘Meneer?’ Er verstreken opnieuw een paar seconden en Michelle voelde hoe haar maagspieren zich spanden. Ze morrelde aan de deurknop en keek vol ongeloof op. ‘Hij zit op slot.’
Een andere agent staarde haar verbluft aan. De man stond duidelijk net zo perplex als zij. ‘Dan moet hij die zelf op slot hebben gedaan.’
‘Meneer Bruno, alles goed?’ Ze wachtte even. ‘Meneer, als u geen antwoord geeft komen we binnen.’
‘Eén minuutje!’ Het was Bruno’s stem. Die was onmiskenbaar.
‘Goed, meneer, maar we moeten nu echt gaan.’
Er gingen nog eens twee minuten voorbij. Ze schudde het hoofd en klopte opnieuw aan. Geen reactie. ‘Meneer, we zijn al te laat.’ Snel keek ze even naar Bruno’s chef-staf. ‘Fred, wil jij het eens proberen?’
Dickers en zij hadden een goede zakelijke verstandhouding, waarin ze beiden rekening hielden met de belangen van de ander. Omdat de leider van het detachement lijfwachten en de chef-staf van de kandidaat twintig uur per dag in elkaars gezelschap verkeerden, moesten ze op zijn minst redelijk met elkaar overweg kunnen om alles een beetje te laten werken. Ze hadden nog steeds vele meningsverschillen, maar op dit punt waren ze het volkomen eens.