Niet alles is liefde(16)
‘De test? Niet lang. U hebt de uitslag voordat u de praktijk verlaat.’
Toen ze had opgehangen, leunde ze naar achteren op haar stoel en staarde recht voor zich uit naar het computerscherm. Ze had de telefoniste de waarheid verteld. Ze geloofde niet echt dat Lonny haar ergens aan had blootgesteld, maar ze was volwassen en moest het zeker weten. Haar verloofde was haar ontrouw geweest en als ze hem met een vrouw had betrapt, had ze de praktijk ook gebeld. Ontrouw was ontrouw. En wat Sebastian ook had gezegd, het feit dat ze geen mannelijk ‘gereedschap’ had, maakte het niet gemakkelijker.
Haar voorhoofd voelde gespannen en ze masseerde haar slapen. Het was nog niet eens tien uur ’s ochtends en ze had nu al een enorme hoofdpijn. Haar leven was een puinhoop en het was allemaal Lonny’s schuld. Ze moest zich laten testen op iets waaraan ze kon overlijden, en zij was niet degene die had gerotzooid. Ze was monogaam. Altijd. Ze sprong niet in bed met…
Sebastian.
Haar handen vielen in haar schoot. Ze moest het Sebastian vertellen. De gedachte zorgde ervoor dat haar bonkende slapen bijna uit elkaar barstten. Ze wist niet of ze een condoom hadden gebruikt, dus moest ze het hem vertellen.
Of niet. De test zou hoogstwaarschijnlijk negatief zijn. Ze kon wachten met iets te zeggen tot ze de uitslag had gekregen. Ze zou het hem waarschijnlijk helemaal niet hoeven vertellen. Hoe groot was de kans dat hij tussen nu en donderdag seks zou hebben met iemand anders? Een visioen van Sebastian die zijn handdoek liet vallen kwam in haar hoofd op.
Heel waarschijnlijk, concludeerde ze, en ze pakte het flesje aspirine dat ze in haar bureaula bewaarde.
Vier
Mijn cassetterecorder staat naast mijn gele blocnote, en ik kijk naar de andere kant van de tafel, naar de man die ik alleen als Smith ken. Rondom ons kletsen de plaatselijke bewoners, maar het voelt allemaal geforceerd, alsof ze een wakend oog op Smith en mij houden. Als ik niet beter wist, als de taal om me heen was gekruid met Arabisch en geparfumeerd met komijn, zou ik denken dat ik in Bagdad was en tegenover een fanaticus met de naam Mohammed zat. Het innerlijke beest schijnt net zo helder in diepbruine ogen als in blauwe. Beide mannen…
Sebastian herlas wat hij had geschreven en wreef met zijn handen over zijn gezicht. Wat hij had geschreven was niet zozeer slécht, maar het was niet góéd. Hij legde zijn handen weer op het toetsenbord van zijn laptop en wiste met een paar aanslagen wat hij had geschreven.
Hij stond op en gaf de keukenstoel een zet, zodat deze over de hardhouten vloer gleed. Hij begreep het niet. Hij had zijn aantekeningen, een schets in zijn hoofd en een goed werkbare plot. Het enige wat hij hoefde te doen, was gaan zitten en een fatsoenlijke openingsalinea schrijven. Verdomme! Iets wat heel veel op angst leek beet in de achterkant van zijn keel en zocht zich een weg naar zijn maag. Verdomme! Verdomme! Verdomme!
‘Is er iets?’
Hij haalde diep adem en liet de lucht weer ontsnappen terwijl hij zich omdraaide en naar zijn vader keek die bij de achterdeur stond. ‘Nee. Er is niets.’ In elk geval niets wat hij hardop zou toegeven. Hij zou de openingsalinea schrijven. Hij had dit probleem nog niet eerder meegemaakt, maar hij zou het oplossen. Hij liep naar de koelkast, keek erin en pakte een pak sinaasappelsap. Hij had liever een biertje gehad, maar het was nog niet eens middag. De dag dat hij ’s ochtends begon met drinken was de dag dat hij zich echt zorgen over zichzelf moest gaan maken.
Hij zette het pak aan zijn mond en nam een paar flinke slokken. Het koele sap raakte de achterkant van zijn keel en spoelde de smaak van paniek uit zijn mond weg. Hij keek van het eind van het pak omhoog naar een houten eend die boven op de koelkast stond. Het koperen plaatje identificeerde de eend als een Amerikaanse smient. Een Carolina-eend en een pijlstaarteend stonden boven de open haard in de zitkamer. Er stonden verschillende houten vogels in huis, en Sebastian vroeg zich af wanneer zijn vader zo geboeid was geraakt door eenden. Hij liet het pak sap zakken en keek naar zijn vader, die van onder de rand van zijn hoed naar hem keek. ‘Heb je ergens hulp bij nodig?’ vroeg Sebastian.
‘Als je even tijd hebt, kun je me een handje helpen met iets verplaatsen voor mevrouw Wingate. Maar ik vind het vervelend om je te storen als je hard aan het werk bent.’
Hij zou zijn linkerbal geven om nu hard aan het werk te zijn in plaats van het telkens opnieuw schrijven en wissen van de openingsalinea. Hij veegde met de achterkant van zijn hand over zijn mond en zette het pak terug in de koelkast. ‘Wat wil ze verplaatst hebben?’ vroeg hij terwijl hij de deur dichtdeed.
‘Een buffet.’
Hij had er geen idee van wat een buffet was, maar het klonk zwaar en als iets wat zijn gedachten kon afleiden van de dreigende deadline en zijn onvermogen om drie begrijpelijke zinnen achter elkaar te zetten.