Nachtster(7)
‘Ik hoop dat we dit jaar geen problemen meer hebben.’ Ze brengt haar beker naar haar mond en tuurt me aan over de rand.
‘En over wat voor “problemen” hebben we het dan precies?’ Ik haat het hoe snel het sarcasme doorklinkt in mijn stem, maar tegelijkertijd ben ik het ook zat om mezelf altijd maar te moeten verdedigen.
‘Dat weet je best.’ Het klinkt bits en Sabines voorhoofd is gefronst. Ik haal diep adem en probeer met mijn ogen te rollen zonder dat zij het kan zien.
Aan de ene kant vind ik het vreselijk dat het zo ver heeft moeten komen – de lange waslijst van dagelijkse beschuldigingen die nooit meer verdwijnt – en aan de andere kant ben ik nog steeds razend dat ze me weigert te geloven. Ze wil mijn waarheid niet horen. Wil niet geloven dat dit is wie ik echt ben, of ze dat nou leuk vindt of niet.
Met slechts een schouderophalen zeg ik: ‘Nou, dan zul je blij zijn te horen dat ik niet meer drink. Daarmee ben ik gestopt, niet lang na de schorsing. Vooral omdat het me toch niet echt beviel, maar ook – en dit wil je waarschijnlijk niet horen, laat staan geloven – omdat het een vreselijke belemmering vormde voor mijn “gaven”.’
Nu wordt ze nijdig. Haar haren staan letterlijk overeind als ik het woord ‘gave’ gebruik. Ze heeft al besloten dat ik een sneue, zielige oplichtster ben die aandacht tekortkomt, dat het een schreeuw om hulp is. Maar ze heeft helemaal een bloedhekel aan het feit dat ik dat woord gebruik. Ze haat het dat ik niet opgeef, dat ik weiger me te schikken naar haar wil.
‘Bovendien,’ zeg ik, tikkend met mijn flesje tegen het aanrecht en met mijn ogen strak op de hare gericht, ‘durf ik te wedden dat je Munoz al hebt overgehaald mij in de gaten te houden en aan het eind van elke dag verslag uit te brengen.’ Zodra ik het gezegd heb, heb ik spijt van die woorden. Het mag dan kloppen voor Sabine, maar het is niet eerlijk tegenover Munoz. Hij is vriendelijk en steunt me al de hele tijd; hij heeft me nooit een slecht gevoel bezorgd over hoe ik ben. Sterker nog, hij lijkt eerder nieuwsgierig, gefascineerd en verbazingwekkend goed op de hoogte te zijn. Helaas kan hij zijn vriendin niet overtuigen.
Dan nog, als zij al weigert mij te accepteren zoals ik ben, waarom moet ik het dan maar oké vinden dat zij verliefd is op mijn geschiedenisleraar van vorig jaar?
Maar dat moet ik wel.
Niet alleen omdat ik me niet net zo moet gedragen als zij, maar ook omdat ik uiteindelijk dolgraag wil dat ze gelukkig is – wat ze ook van me mag denken en wat ik ook tegen haar zeg.
Ik wil ook dolgraag dat we dit achter ons kunnen laten en teruggaan naar hoe we waren.
‘Luister,’ zeg ik, voor ze de kans krijgt te reageren. Ik weet dat ik ervoor moet zorgen dat de situatie niet nog erger wordt. Voor het uit de hand loopt en een van de vele schreeuwpartijen wordt die we hebben sinds ze me betrapte op het geven van een reading onder het pseudoniem Avalon aan een vriendin van haar. ‘Dat meende ik niet. Echt niet. Het spijt me.’ Ik knik. ‘Kunnen we het nou eindelijk bijleggen? Jij accepteert mij, ik jou en iedereen leeft nog lang en gelukkig in vrede, blijdschap en harmonie en zo?’
Als ik haar aankijk, smeek ik haar bijna om in te stemmen, maar ze schudt haar hoofd en mompelt iets. Iets over hoe ik voortaan vanuit school direct naar huis dien te komen tot zij anders beslist.
Luister, ik houd van haar en ik ben haar dankbaar voor alles wat ze gedaan heeft, maar ik doe niet aan voorwaarden, huisarrest of iets dergelijks. Want het zit zo: ik hoef hier natuurlijk niet te wonen. Ik hoef dit allemaal niet te pikken. Ik heb andere opties – meer dan genoeg zelfs. Ze heeft geen flauw idee hoezeer ik mijn best doe om haar te laten geloven dat dat niet zo is.
Ik doe alsof ik eet, terwijl dat niet meer nodig is. Ik doe alsof ik studeer, terwijl dat niet meer hoeft. Ik doe alsof ik een doodnormaal zeventienjarig meisje ben dat afhankelijk is van de volwassenen in haar leven voor geld, onderdak, voedsel en alles wat nodig is. In werkelijkheid lijk ik niet eens meer op zo’n meisje. Al die dingen zijn totaal niet meer van toepassing. Het is mijn taak ervoor te zorgen dat ze niet nog meer ontdekt dan ze nu al weet.
‘Wat dacht je hiervan?’ begin ik, en ik schud mijn elixir rond in de fles en kijk hoe de vloeistof sprankelt en glinstert tegen het glas. ‘Ik zal mijn uiterste best doen om uit de problemen te blijven en je niet voor de voeten te lopen – en jij belooft hetzelfde te doen. Deal?’
Ze kijkt naar me met gefronste wenkbrauwen en vraagt zich af of ik dit nou serieus meen of dat het een soort dreigement is. Ze tuit haar lippen een ogenblik – lang genoeg om haar woorden te kiezen – voor ze zegt: ‘Ever, ik... ik maak me gewoon zo’n zorgen om je.’ Ze schudt haar hoofd en laat haar vingertopje langs de rand van haar beker gaan. ‘Of je het wilt toegeven of niet, je bent behoorlijk verward en ik ben aan het eind van mijn Latijn. Ik weet niet hoe ik je moet behandelen, moet bereiken of kan helpen...’