Reading Online Novel

Nachtster(41)



Ik wil loslaten. Mijn verstand zegt ook dat ik zijn shirt moet loslaten, dat ik me moet omdraaien en bij hem vandaan moet blijven – maar dat lukt niet.

In plaats daarvan grijp ik hem steviger vast, druk mezelf dichter tegen hem aan en ik voel me rustiger worden door de golf van kalmte die van hem afstraalt. Meteen verdrink ik in die diepe, groenblauwe ogen.

Een heel klein stemmetje helpt me te denken aan alle redenen dat ik moet vluchten – mijn waslijst aan verdenkingen, alle onbeantwoorde vragen – maar mijn lichaam luistert niet. Het reageert op hem zoals dat van het meisje dat ik in het Amerikaanse Zuiden was.

Ik breng mijn hand naar zijn gezicht, met trillende, zinderende vingers. Ik zou nu maar wat graag met hem samensmelten.

Verdwijnen in zijn huid.

Mijn naam ontsnapt van zijn lippen en het klinkt als een kreun. Alsof het hem pijn doet die te zeggen. Alsof het zeer doet me zo dicht tegen zich aan te voelen.

Maar ik kap hem af, hij mag niets zeggen. Ik druk mijn vingers tegen de zachte huid van zijn lippen en ontdek hoe warm ze zijn, hoe makkelijk ze toegeven aan de druk die ik uitoefen. Ik begin me af te vragen hoe het voelt als ik mijn lippen tegen de zijne druk...

Ik merk hoe zijn hart bonkt tegen mijn borstkas. Zijn hartslag schiet omhoog. Ik probeer me ertegen te verzetten, probeer me alle redenen te bedenken waarom ik dit niet moet doen, maar er is iets wat ik toch graag wil weten. Iets wat ik wil proberen, een keer goed wil doen, om voor eens en altijd die vraag te kunnen beantwoorden die aan me blijft knagen. Ik hoop dat deze kus het antwoord geeft, net als die van Damen ooit deed.

Is er echt een onlosmakelijke band tussen ons?

Horen wij tweeën bij elkaar en heeft Damen dat telkens expres verstoord?

Er is maar één manier om daar achter te komen. Dus ik haal diep adem, sluit mijn ogen en wacht op het gevoel van zijn mond op de mijne.





Vijftien

‘Ever, alsjeblíéft...’ Zijn vingers strelen de zachte onderkant van mijn kin in de hoop dat ik mijn ogen open en hem aankijk.

Dat doe ik dan maar. Met tegenzin open ik mijn ogen en ik kijk naar hem. Het opvallende blauwgroen van zijn irissen vormt zo’n contrast met de zongebruinde huid, de goudblonde dreadlocks die voor zijn gezicht vallen en de ietwat scheve witte tanden.

‘Ik verlang hier al zo lang naar... al zoveel jaar. Maar voor we dit doorzetten, moet ik eerst weten...’

Ik wacht de vraag af en kan nauwelijks doorademen.

Maar de woorden die hij zegt, zag ik niet aankomen. ‘Waarom ik? Waarom nu?’

Ik tuur hem aan en leun naar achteren. Die aantrekkingskracht, dat magnetische gevoel dat zojuist nog onweerstaanbaar leek, begint nu te vervagen. Een laatste restje is nog aanwezig als ik mijn hoofd schud en antwoord: ‘Ik snap totaal niet wat je daarmee bedoelt.’

Mijn hand laat het shirt langzaam los en ik zie het kapot gescheurde vierkantje stof op de grond dwarrelen. Ik probeer hem van me af te duwen.

Maar hij laat me niet gaan. Hij grijpt mijn beide handen vast en houdt ze stevig in de zijne geklemd. ‘Wat ik bedoel is: wat is er gebeurd? Wat is er veranderd tussen jou en Damen dat je me nu wel opeens op die manier ziet staan?’

Na een diepe zucht kijk ik naar zijn handen en de vingers rond de mijne. Zijn pols rust tegen het armbandje met kristallen dat Damen me die dag op de renbaan gegeven heeft. Zodra ik me kan bewegen, doe ik het ook – dit keer wel. Mijn ademhaling wordt langzaam weer rustig en het effect dat hij op me heeft, vervaagt steeds meer naarmate er meer ruimte tussen ons is.

Ik weet dat hij een antwoord verdient, dat ik het hier niet bij kan laten. Dus haal ik diep adem en zeg: ‘Ik heb iets ontdekt.’ Ik werp hem een vlugge blik toe voor ik weer wegkijk. ‘Iets over het verleden... iets wat...’ Ik slik en begin opnieuw, dit keer sterker en zelfverzekerder als ik toevoeg: ‘Iets wat hij al heel lang verborgen houdt.’

Jude kijkt me aan zonder enige verbazing. Hij heeft zelf al vaker een toespeling gemaakt op Damens geheimen en het feit dat die niet eerlijk is geweest, vooral niet als het erom ging mij voor zich te winnen. Maar goed, al die dingen heeft Damen ook eerlijk opgebiecht. Hij voelde zich er zo slecht over, zo bezwaard door schuldgevoelens, dat hij zelfs een tijdje op de achtergrond bleef zodat ik helemaal zelf een keus tussen hen kon maken.

Dat heb ik gedaan.

En ik koos voor hem.

Voor mij was het nooit een wedstrijd. Al vanaf het moment dat ik Damen voor het eerst ontmoette, was hij de enige voor me.

Maar wat als ik het mis heb?

Wat als Jude al die tijd al de ware voor me is?

Ik bedoel, in al mijn incarnaties stond hij aan mijn zijde – ook in het leven waarvan ik nu net pas weet. En toch verliest hij elke keer weer – steeds weer is hij degene die wordt afgewezen. Altijd eindigt hij in zijn eentje.