Nachtster(39)
‘Tuurlijk, alles is prima. Maar we zijn nog lang niet klaar.’ Ik gebaar dat hij me moet volgen als ik naar het hek loop. Ik sluit mijn ogen en zie in mijn gedachten hoe het slot open klikt. Over mijn schouder roep ik hem toe: ‘Geloof me, we zijn nog niet eens begonnen.’
Ik duw het hek open en ga ervan uit dat hij me volgt. Daarom verbaast het me als ik achteromkijk en hij nog steeds buiten staat.
‘Ever, wat is er aan de hand? Waarom wilde je uitgerekend hier afspreken? Ik dacht dat je genoeg had van school?’
Ik schud mijn hoofd en kijk naar de gebouwen die ik al een week weet te vermijden. Ik heb ze totaal niet gemist. ‘Blijkbaar niet, dus. Trouwens is dit de enige plek die ik kon bedenken waar we de ruimte en de privacy vinden die we nodig hebben.’
De wenkbrauw met het litteken springt omhoog; het wekt zijn nieuwsgierigheid.
Ik rol met mijn ogen en loop voor hem uit naar de gymzaal. Dit keer volgt hij me wel.
‘Zit die deur ook op slot?’ Hij kijkt naar mijn armen, benen, nek en zo’n beetje elke andere plek waar mijn huid onbedekt is.
Ik knik en concentreer me op de deur tot ik hoor dat de grendel verschuift en op zijn plek valt. Ik open de deur. ‘Na jou.’
Hij loopt naar binnen en zijn rubberen sandalen piepen op de gepolijste houten vloer als hij naar het midden van de zaal loopt. Hij tilt zijn armen op, gooit zijn hoofd naar achteren, haalt diep adem en zegt: ‘Yep, dat is precies die typische gymzaallucht die ik me zo goed kan herinneren van de middelbare school.’
Ik grijns heel kort en schakel meteen terug naar zakelijk.
Ik ben hier niet om grapjes te maken of over koetjes en kalfjes te praten. Ik ben hier om hem te redden. Of, beter gezegd, om hem alles te leren wat hij moet weten zodat hij zichzelf kan redden als ik niet in de buurt ben.
Want het maakt niet uit hoe kwaad ik op hem ben of hoeveel twijfels ik heb over hem. Het is en blijft mijn taak om hem te beschermen tegen Haven.
‘We kunnen maar beter meteen beginnen. Het is zonde nog meer tijd te verspillen, we hebben al lang genoeg gewacht,’ zeg ik.
Hij kijkt me aan en ik zie een heel dun laagje zweet op zijn gezicht. Geen idee of dat te maken heeft met de benauwde, warme lucht of met zijn donkerbruine vermoeden over wat we hier doen en wat er van hem verwacht wordt.
Ik neem de tijd om me voor te bereiden. Ik gooi mijn tas neer in de hoek, knoop mijn veters goed vast en trek het T-shirt uit, zodat het witte, dungeribde topje dat ik eronder draag tevoorschijn komt. Met mijn handen strijk ik de voorkant glad en ik trek aan de elastieken broeksband van mijn korte broek tot die goed zit. Dan loop ik naar hem toe. ‘Je weet al hoe het werkt met de chakra’s.’ Vlak voor hem blijf ik staan en ik kijk hem aandachtig aan, zonder hem tijd te geven te reageren. ‘Ik bedoel, aangezien je Roman op die manier succesvol hebt vermoord...’
‘Ever, ik...’ begint hij, maar ik steek er een stokje voor; ik hoef geen lading smoesjes. Ik heb ze allemaal al gehoord en ik ben niet overtuigd. Ik kan het me trouwens niet veroorloven een discussie aan te gaan waardoor ik van gedachten verander over hem – over wat we hier doen.
‘Laat maar.’ Ik steek een hand op. ‘Dat is een ander onderwerp, voor later. Op dit moment gaan we het alleen maar hebben over het feit dat Haven krachten bezit die jij je niet kunt voorstellen...’ Die ík me al niet kan voorstellen, denk ik. ‘Krachten die haar naar het hoofd zijn gestegen, waardoor ze gevaarlijk en onberekenbaar is – iemand bij wie je beslist uit de buurt moet blijven. Mocht je haar toch tegenkomen om wat voor reden dan ook, of, erger nog, als zij besluit achter jou aan te gaan – en het spijt me dit te moeten zeggen, maar dat is een zeer aannemelijk scenario – dan moet je goed voorbereid zijn. Dus, met dat in je achterhoofd en met alles wat je over haar weet... Welk chakra zou je kiezen om haar uit de weg te ruimen?’
Hij kijkt me aan met een opgetrokken mondhoek – een duidelijk teken dat hij dit allesbehalve serieus neemt. Die fout kan hem duur komen te staan.
‘Hoe sneller je antwoordt, hoe sneller we hier klaar zijn,’ zing ik met mijn handen in mijn zij, ongeduldig tikkend met mijn vingers.
‘Het derde.’ Hij knikt en legt zijn hand plat onder zijn borstkas voor extra nadruk. ‘De zonnevlecht, ook bekend als het centrum voor wraak, de basis van diepgewortelde haat en woede en zo meer. Zijn we nou klaar? Ben ik geslaagd? Krijg ik nou mijn oorkonde en mag ik weer naar huis?’ De wenkbrauw met het litteken beweegt omhoog.
‘Goed, stel je nu maar voor dat ik Haven ben,’ zeg ik, zijn vragen en de smekende blik negerend. ‘Ik wil dat je op me af stormt. Val mij aan zoals je dat bij haar zou doen.’
‘Ever, alsjeblieft,’ smeekt hij. ‘Dit is belachelijk! Ik kan dit niet. Echt niet. Ik bedoel, ik waardeer je bezorgdheid en alles wat je doet, geloof me, het betekent veel voor me. Maar om het nou te gaan naspelen...’ Hij schudt zijn hoofd en de dreadlocks dansen heen en weer. ‘Het is... nogal gênant. Op z’n minst.’