Nacht in Parijs(92)
‘Leuk dat Hotze aan mij heeft gedacht voor jouw artikel,’ zei Ilse nadat ze een Gitane had opgestoken. ‘Wat is trouwens de bedoeling?’
Met een schok was Chantal weer terug in het heden. Terwijl ze iets vertelde over de opzet van de serie, liet ze haar blik door de woning gaan. Twee enorme kamers en suite, volgepropt met snuisterijen die Ilse tijdens haar reizen verzameld had. Inca-beeldjes, Afrikaanse vruchtbaarheidssymbolen, Aziatische boeddha’s. Om het jarenzestigsfeertje helemaal compleet te maken, brandden er kaarsjes en geurstaafjes. Geen televisie, geen computer, geen foto’s.
‘Mijn foto’s hangen boven,’ zei Ilse, die Chantals blik moest hebben opgemerkt. ‘In de studio. Wil je ze nu zien of doen we eerst het interview?’
‘Eerst het interview.’
‘Prima.’
Chantal zette haar iPhone op ‘opname’ en stelde de eerste vraag. Vervolgens verliep het gesprek op rolletjes. Ilse was de ideale persoon om te interviewen. Met zichtbaar plezier haalde ze anekdotes op aan de meimaand van 1968. Ze wist heel goed te vertellen hoe de ‘revolte’ van invloed was geweest op haar verdere ontwikkeling en hoe het haar denken over arm en rijk en andere grote onderwerpen nog steeds bepaalde. Natuurlijk, in ’68 was ze nog piepjong geweest, zo groen als gras, ook wat de politiek betrof. Ze had vergaderingen bezocht waar mensen als Daniel Cohn-Bendit en Jean-Paul Sartre hadden gesproken en waar ze nog niet de helft van had begrepen. Omdat iedereen zo enthousiast reageerde, had ze zich bij de studenten aangesloten om de ‘gevestigde orde’ te breken. Door zich solidair te verklaren met de stakende Renault-arbeiders had ze echt geloofd dat ze de klassenstrijd zouden winnen. De Gaulle had vervroegde parlementsverkiezingen uitgeschreven. Kortom: ze waren niet voor niets de straat op gegaan. Gevaarlijk was het wel geweest. Niemand had verwacht dat de autoriteiten zo hard zouden optreden. Op de boulevard Saint-Michel leek het wel een slagveld. Barricades, brandende auto’s, pantservoertuigen. De oproerpolitie had hen met traangas bestookt. Terwijl zij het op een lopen had gezet en was ontkomen, hadden ze de arme Hotze te grazen genomen. Volgens haar was hij gestruikeld over een trottoirtegel en daarna ingerekend. Of de verwondingen aan zijn gezicht van de valpartij waren of dat hij daadwerkelijk door de politie in elkaar was geslagen, wist ze niet. Het was een hete zomer geworden, het begin van de seksuele revolutie. Ja, sprak ze stralend, ze was een meisje van de jaren zestig en hoopte dat nog lang te blijven.
Chantal wierp een blik op haar iPhone. Ze had inmiddels dik een uur materiaal – goed materiaal – maar de hamvraag had ze nog steeds niet gesteld.
‘Nog een kop thee?’
‘Nee, dank je,’ zei ze.
‘En ook geen trekje?’ vroeg Ilse, die de Gitanes inmiddels verruild had voor een joint met Afghaanse hasj.
‘Nee, echt niet.’ Chantal zette het toestel uit. ‘Hotze vertelde me over een landgoed waar hij in de zomer van ’68 had gelogeerd.’
‘Bij de Lavilliers,’ reageerde Ilse meteen opgetogen. ‘Daar ben ik ook nog geweest.’
‘In diezelfde zomer?’
‘Ja ja. Ik herinner me dat Christian, Hotze en ik nog muziek hebben gemaakt. In de tuin. Te gek.’
‘En kun je je ook nog Guy Lavillier herinneren, Christians oudere broer?’
‘Natuurlijk. Dat was de grootste spetter die er toen rondliep.’
Te oordelen aan de twinkeling in Ilses ogen was de moord op Guy Lavillier haar ontgaan. Geen televisie of computer, dacht Chantal. Kranten had ze ook nog nergens zien liggen. Ilse was iemand die blijkbaar genoeg aan haar eigen wereld had.
‘Ik moet nog foto’s van die zomer hebben,’ riep Ilse een beetje giechelig. ‘Wil je ze zien?’
‘Graag.’
Chantal volgde haar naar de bovenetage. De ontwikkelkamer bevond zich in de hoek. Van de rest van de etage was één grote kantoorachtige ruimte gemaakt met veel licht, donkergrijs linoleum, lange witte tafels en een indrukwekkende rij archiefkasten. Aan de muren hingen grote zwart-witportretten uit alle uithoeken van de wereld.
‘Mijn studio,’ zei Ilse glimlachend. ‘Het ziet er misschien een beetje saai uit, maar zo werk ik het beste. Zonder muziek, zelfs zonder sigaretten.’
Chantal zag inderdaad nergens een asbak. En een computer evenmin.
‘Ik werk nog analoog,’ zei Ilse alsof ze de vraag voelde aankomen. ‘Ik hou niet van moderne apparaten. Ik heb niet eens een mobieltje.’ Ze liep naar de vitrinekast, waar verschillende camera’s lagen uitgestald. ‘We hadden het over 1968. Dat was het eerste jaar dat ik fotografeerde. Met deze jongen.’ Ze pakte het toestel en draaide het liefkozend rond. ‘Een Leica III uit 1935 met een 50 mm Summar-lens. Het toestel is van mijn vader geweest.’