Nacht in Parijs(96)
Chantal was opgehouden met luisteren. Er was iets in de kamer wat haar irriteerde, maar wat ze niet kon benoemen. Ze wierp een blik op de grote tafel waar ze vanmiddag nog had gewerkt. De MacBook Air stond op dezelfde plek als altijd. Het scherm dichtgeklapt, de laptop aan het stroomkabeltje om de accu op te laden. De papieren lagen een beetje anders, kriskras, alsof ze door de tocht waren opgetild en verplaatst. Wat irriteerde was de stoel die te netjes onder de tafel was geschoven. De gedachte dat iemand in de woning binnengedrongen was, deed haar huiveren. Ze moest denken aan de waarschuwingen die ze had ontvangen van Tom, van Jarre. Misschien moest ze nog een keer proberen de oude commissaris te bellen. Haar schoudertas met haar mobiel lag op de rode bank. Toen ze die kant op wilde lopen, meende ze een minimale luchtverplaatsing te voelen. Nog voor ze zich kon omdraaien, prikte er een stomp voorwerp pijnlijk in haar rug.
‘Niet schreeuwen,’ fluisterde iemand.
Ze kon niet schreeuwen, al zou ze het willen.
‘Als je schreeuwt, schiet ik je neer. Begrepen?’
Ze knikte, nog steeds ademloos.
‘Doe je handen omhoog.’
Ze hief voorzichtig haar handen, waarna de druk van het stompe voorwerp iets minder werd.
‘En nu omdraaien,’ klonk het met dezelfde fluisterstem. ‘Heel langzaam.’
Terwijl ze deed wat de man vroeg, kwam haar ademhaling weer op gang. Nu kon ze schreeuwen, maar de vraag was wie haar zou horen en of dat verstandig was. Het pistool in zijn hand trilde. Of dat leek zo, omdat ze zelf op haar benen stond te trillen. Ze keek naar zijn gezicht. Een jongeman, een hoofd kleiner dan zij, halflang gitzwart haar, donkere ogen met een bange blik. Was hij zenuwachtig en kon hij daarom het pistool niet stilhouden? En was dat goed of slecht nieuws wanneer iemand die overliep van de zenuwen met een pistool stond te zwaaien? Het signalement van Naomi’s moordenaar schoot door haar hoofd. Een man van ongeveer veertig, met kort donker haar. De man met het pistool was hooguit een jaar of vijfentwintig. Ze keek naar de pleisters op zijn gezicht. Vervolgens viel haar blik op de witte sweater met de tekst I’M IN A BAD MOOD. De sweater die ze voor Evelyne had gekocht, droeg precies hetzelfde opschrift.
‘Sorry…’ Hij had haar blijkbaar zien kijken. ‘Ik heb de sweater uit een kast gehaald.’
In plaats van schrik bespeurde Chantal opeens een enorme verontwaardiging dat iemand tussen haar spullen had zitten rotzooien.
‘Wat denk je…?’
‘Ik zei: niet schreeuwen!’ siste hij half fluisterend terwijl hij het pistool in haar maag porde. ‘Mijn hemd zat onder het bloed.’
‘En dan breek je hier in?’ fluisterde ze verontwaardigd terug. ‘Wie denk je wel dat je bent?’ Terwijl ze de vraag stelde, herinnerde ze zich de foto die op de SaimirB-blog stond. ‘Ben jij…?’ Met een knikje wees ze naar het televisietoestel, waar nog een laatste flard Marie-Christine Grenoult te horen was.
‘Ja,’ antwoordde hij bijna verontschuldigend, ‘ik ben Saimir Bezun.’
‘Maar waarom hebben ze je vrijgelaten?’
‘Ik ben ontsnapt.’
‘Wat?’
‘Ik heb niets met de moord op Lavillier te maken en jij bent de enige die mijn onschuld kan bewijzen.’
‘Ik?’
‘Ja jij.’ Met zijn linkerhand begon hij in zijn broekzak te graven. ‘Ik weet wat jij Jarre hebt verteld. Over een vriendin die Lavillier heeft zien doodgaan.’ Er kwam een rood boekje tevoorschijn dat hij trots in de lucht stak. ‘Het staat hier allemaal in.’
Ze voelde woede opwellen. Waarom hield Jarre zich niet aan de afspraak die ze gemaakt hadden? Waarom strooide hij in het rond met vertrouwelijke informatie? Háár informatie. ‘Maar…’
‘Jarre heeft niets verteld,’ onderbrak Saimir haar terwijl hij met zijn pistool een sussend gebaar probeerde te maken. ‘Tijdens het verhoor heb ik hem een paar keer naar zijn boekje zien kijken. Omdat ik vermoedde dat er belangrijke informatie in stond, heb ik het gepikt. En zo ben ik ook aan jouw adres gekomen.’ Hij was luider gaan spreken. ‘Ik wil dat je me in contact brengt met die vriendin die op zaterdagavond Lavillier heeft zien sterven. Dat ze een getuigenis aflegt. Ik ben onschuldig. Ik kan het bewijzen. Je moet me helpen.’
Ondanks het op haar gerichte pistool voelde Chantal nog steeds geen angst, eerder mededogen. De jonge Roma was duidelijk wanhopig. Zijn ogen smeekten om hulp. ‘Het spijt me,’ zei ze. ‘Maar ik kan je niet helpen. Die vriendin, die trouwens geen vriendin was, is dood. Vermoord,’ voegde ze eraan toe, zich afvragend waarom Jarre er in zijn boekje geen notitie van had gemaakt.
‘Hè?’ Saimir leek totaal uit het veld geslagen.