Nacht in Parijs(76)
‘Néé!’
Isabelle Lavillier slaat opnieuw haar handen voor haar gezicht. Romy, de hand voor haar mond, rent de salon uit. Christian, zichtbaar geschokt, loopt naar de bar om even later met een fles Macallan en vijf whiskyglazen terug te komen, die hij ongevraagd royaal inschenkt. Marianne is op Romy’s plaats gaan zitten en heeft haar arm om Isabelle Lavillier geslagen.
‘Heb je…?’ Marianne kijkt haar man bezorgd aan.
Christian Lavillier knikt kort en neemt een flinke slok. Marianne reikt Isabelle Lavillier een glas aan, waarop deze met dezelfde ongelovige blik begint te drinken. Wanneer Marianne ook iets drinkt, neemt Jarre zelf ook een slokje. De whisky brandt in zijn maag. Bestond er geen andere manier om de gruwelijke boodschap te brengen? Hij voelt zich moe. Sinds de aangifte is hij voortdurend in touw. Terwijl hij een tweede maal aan de whisky nipt, ziet hij dat Isabelle Lavilliers glas leeg is, waarop Marianne haar man een teken geeft om bij te schenken.
Isabelle Lavillier neemt een slok, waarna ze haar ogen droogwrijft. ‘Is er al iemand aangehouden, meneer Jarre?’ vraagt ze opmerkelijk beheerst.
‘Nog niet, mevrouw.’
‘Is er een verdachte?’ wil Christian weten.
Jarre schudt van nee.
‘Waarom denkt u dat de verwondingen na de dood zijn toegebracht?’ vraagt Marianne Lavillier met de blik alsof ze een anamnese afneemt.
‘Snijwonden maar geen bloed,’ antwoordt hij. ‘En de rug van het slachtoffer was helemaal blauw.’ Hij ziet haar knikken.
‘Maar wanneer is mijn man dan gestorven?’ vraagt Isabelle Lavillier niet-begrijpend, ‘of vermoord?’
‘Dat zal de autopsie moeten uitwijzen, mevrouw.’
Romy, nog steeds even bleek, is naast haar oom komen zitten en steekt meteen een nieuwe sigaret op. ‘Hoe zit dat met die journaliste?’ vraagt ze.
‘U bedoelt Chantal Zwart?’ zegt Jarre.
‘Ja, die.’ Ze neemt een diepe trek. ‘Die journaliste beweerde toch dat mijn vader er op zaterdag met een of andere vrouw vandoor is gegaan. Hebt u die vrouw al gevonden?’
‘Wij doen er alles aan om die vrouw te spreken.’
‘Hebt u haar al gevonden?’ herhaalt Romy bijna dreigend.
‘Romy,’ probeert Isabelle Lavillier te sussen. ‘Ik weet zeker dat meneer Jarre er alles aan doet om iedereen te spreken te krijgen die meer over deze eh… moord kan vertellen.’
‘Maar…’
Met een simpel handgebaar legt ze haar dochter het zwijgen op.
Er valt een stilte, waarin Jarre de stemming probeert te peilen. Hij heeft een aantal vragen die niet langer kunnen wachten. ‘Mevrouw,’ begint hij voorzichtig, ‘toen uw man zaterdag het huis verliet, had hij toen een laptop en een mobiel bij zich?’
‘Eh…’ Isabelle Lavillier kijkt hem verbaasd aan. ‘Ik neem aan van wel. Waarom vraagt u dat?’
‘Omdat we geen laptop en geen mobiel hebben gevonden.’
‘Dan zal mijn man die zaterdag wel hebben meegenomen. Hij ging naar een bespreking. Dat zei hij tenminste. Als hij naar een bespreking gaat, neemt hij altijd alles mee.’
‘Wat is er zo belangrijk aan Guys laptop en mobiel?’ vraagt Christian.
‘Omdat we nu niet kunnen zien of Guy Lavillier onlangs bedreigingen heeft ontvangen,’ antwoordt Jarre.
‘Maar er bestaan toch nog wel andere manieren om elektronisch dataverkeer te achterhalen,’ werpt Christian tegen.
‘Jawel. En die worden ook allemaal door ons onderzocht. Maar mochten er berichten zijn gewist, dan valt dat alleen te achterhalen met de mobiel of de laptop waarmee dat gedaan is.’ Jarre, die alleen maar herhaalt wat een van de techneuten van de recherche hem heeft verteld, hoopt dat hij het een beetje goed uitlegt. Hij richt zich opnieuw tot Isabelle Lavillier. ‘Uw man werkte aan een boek, nietwaar?’
‘Ja.’
‘O?’ Romy veert op. ‘Waarom weet ik daar niks van?’
Isabelle Lavillier haalt haar schouders op.
‘Wisten jullie dat?’ vraagt Romy aan haar oom en tante.
‘Het stond in de krant,’ zegt Marianne.
‘Als je in Frankrijk was geweest,’ voegt Christian er glimlachend aan toe, ‘had je het ook kunnen lezen.’
‘Jullie hadden mij moeten waarschuwen,’ reageert Romy fel.
‘Waarom?’ vraagt Christian.
‘Omdat ik dan geprobeerd had mama over te halen het papa te verbieden.’
‘Je kunt iemand niet verbieden een boek te schrijven.’
‘Jawel.’
Jarre kan de discussie niet helemaal volgen. ‘Weet u waar dat boek van uw man over zou gaan?’ vraagt hij aan Isabelle Lavillier.
‘Over politiek,’ antwoordt ze. ‘Het boek zou begin volgend jaar verschijnen. In het jaar van de verkiezingen.’