Nacht in Parijs(53)
‘Met mij hoeven jullie geen rekening te houden,’ zei Chantal.
‘Nee, nee,’ riep Evelyne lachend. ‘Daar hoef je niet bang voor te zijn.’ Natuurlijk niet.
‘O ja…’ Hotze stak zijn hand op alsof hem opeens iets te binnen schoot. ‘Zaterdagnacht werd ik gebeld door een zekere…’ – hij kneep zijn ogen half dicht waardoor hij er opeens stukken ouder uitzag – ‘…ik kan me de naam niet meer herinneren, maar het was een Nederlandse vrouw die dringend naar jou op zoek was. Heeft die jou nog bereikt?’
Jarre leunt achterover in zijn bureaustoel en rookt een sigaret. De afgelopen uren zijn hectisch geweest. Misschien zit hij al te lang op ‘speciale projecten’, te lang niet meer met zijn poten in de modder, te oud, niets meer gewend.
Na het vertrek van de arme mevrouw Lavillier heeft hij een paar telefoontjes gepleegd. Bij galerie Prisma nam een collega van de Parijse politie op. Er waren geen getuigen of bewakingscamera’s die iets gezien hadden van de moord op de galeriehouder, alleen een medewerkster die vlak voor lunchtijd nog een klant had binnengelaten. Een keurige meneer, zo te zien een verzamelaar. Daarna belde Jarre met de journaliste, Chantal Zwart, zijn aantekeningen makend in hetzelfde rode aantekenboekje dat hij altijd bij zich draagt. Geen computer, geen dossier, zoals afgesproken. Het eerste deel van het verhaal was niet echt een verrassing. Guy Lavillier bedroog zijn vrouw met een jonge meid. Een hartstilstand, nog vóór het moment suprême. Jarre moest er stiekem om lachen. De tweede helft van het verhaal – het bestelbusje op zondag in de rue de Prony, de brand in de nacht van zondag op maandag, de brandweer die geen stoffelijk overschot aantrof – riep vooral vragen op. Iemand heeft het lijk verplaatst. Of de vriendin van de journaliste heeft alles uit haar duim gezogen. Jarre nam zich voor om Chantal Zwart nog eens stevig aan de tand te voelen. Maar eerst moest het onderzoek naar Guy Lavillier worden opgestart en het team worden samengesteld. Vijf mannen, drie vrouwen. Jarre piepte Renoir op. Niet omdat het zo’n fijne collega is, maar omdat Renoir geldt als de beste rechercheur van het korps, een bijter en een bloedhond, en omdat alleen met de beste bezetting de zaak Lavillier tot een goed einde kon worden gebracht. Als er al zoiets als een goed einde bestaat.
Om halfacht was het team compleet. Tijdens de briefing in de kamer van de hoofdcommissaris vertelde Jarre, zijn collega’s diep in de ogen kijkend, wie er vermist werd. Strakke, geconcentreerde blikken, geen reacties van leedvermaak of sensatiezucht. Hij benadrukte dat het onderzoek met de grootst mogelijke discretie moest worden uitgevoerd. Geen politiecomputer – voorlopig tenminste – , geen pers, mondje dicht. Instemmend knikken. Tevreden constateerde hij dat alle neuzen in dezelfde richting stonden. Daarna werden de taken verdeeld. Een huisbezoek aan de Lavilliers in Saint-Denis om het DNA van de vermiste veilig te stellen, het opsporen van de taxichauffeur die Lavillier zaterdag van huis ophaalde, een gesprek met Lavilliers fractiemedewerker om te vragen waarom die niet op de hoogte was van Lavilliers afwezigheid in het parlement, het onderzoeken van de computer of computers van de vermiste, zijn mobiel, het natrekken van mails, telefoontjes en creditcardbetalingen, en een lijst van alle bestelbusjes die zondag in een straal van vijftig kilometer rond Parijs waren verhuurd. Renoir werd op de stichting Formosa gezet, op woordvoerder Oscar Ortola en de brand in de rue de Prony. Jarre bleef op kantoor om de prefect van Seine-Saint-Denis te informeren. Morgenochtend wilde hij met mevrouw Lavillier en haar dochter gaan praten en hen proberen over te halen om Guy Lavilliers gegevens alsnog in Ariane, het centrale computersysteem, in te voeren en de media in te schakelen. Maar tot die tijd moest het onderzoek verlopen zoals mevrouw Lavillier had gevraagd: discreet.
Kwart over negen. Iedereen is de deur uit. Jarre rookt de sigaret waar hij al die tijd naar heeft gesnakt. Vervolgens zoekt hij het briefje dat de hoofdcommissaris hem heeft gegeven met het zestiencijferige wachtwoord dat toegang geeft tot alle politiecomputerbestanden. Voor noodgevallen, zei de hoofdcommissaris. Dit is een noodgeval. En gelukkig vindt Jarre het briefje.
Hij tikt de naam ‘Guy Lavillier’ in en verbaast zich over het enorme aantal dossiers dat op het scherm verschijnt. Een fors aantal verkeersovertredingen. Enkele aangiften van bedreiging. Jarre klikt er een paar open. Bedreiging door een antifascistisch platform, een blogger, een groep milieuactivisten, zelfs door een journalist van een internetkrant. Eerlijk gezegd schrikt Jarre er niet van. Eigen schuld, dikke bult. Met zijn harde standpunten over minderheden en buitenlanders heeft Guy Lavillier een hoop vijanden gemaakt.