Reading Online Novel

Nacht in Parijs(33)



Nadat ze haar Piaggio bij de ingang van het parlementsgebouw had geparkeerd, hoorde ze haar mobiel overgaan. Ze frommelde de iPhone uit haar schoudertas. Naomi? Nee, Hotze, zag ze op het display. Chantal drukte het telefoontje weg en schakelde onmiddellijk het toestel uit om hem geen kans te geven het nog eens te proberen. Hotze kon de pot op. Eigenlijk had ze erop gerekend dat hij zich gisteren zou melden. Zondag, rond elven, hún vaste tijdstip om te bellen en te informeren naar gezondheid, werk en andere belangrijke of minder belangrijke zaken. Verleden week had zij gebeld. Deze week was het zijn beurt geweest. Ze had niet verwacht dat hij zijn excuses zou aanbieden – dat had hij meer dan uitgebreid in het restaurant gedaan – maar hij had op zijn minst even kunnen vragen of ze na het etentje veilig was thuisgekomen.

Het etentje.

Een paar uur later had Naomi gebeld. De gedachte dat Naomi Hotze aan de lijn had gekregen, veroorzaakte nog meer irritatie. Ongewild drongen de beelden zich aan Chantal op. Hotze en Evelyne in bed – het echtelijke bed. De telefoon op het nachtkastje. Hotze had zich van Evelyne losgemaakt en opgenomen. Wat had Naomi in godsnaam tegen hem gezegd? Had ze alleen gevraagd naar Chantals nummer, of had ze ook gezegd waarom ze het nummer nodig had? En hoe had Evelyne gereageerd? Had ze Hotze gevraagd wie hen in het holst van de nacht lastigviel, of had ze niets gevraagd en waren ze snel verdergegaan met waarmee ze gestopt waren?

Met grote passen liep Chantal op de balie af. Na het tonen van haar perskaart ontving ze een badge, een persmap met de agenda voor de vergadering en moest ze door de beveiliging. Fouilleren, schoudertas door de scanner. Nadat ze het detectiepoortje zonder toeters en bellen gepasseerd was, haastte ze zich naar boven, naar de perstribune op de eerste ring, waar zo’n twintig journalisten de moeite hadden genomen om het laatste vragenuurtje vóór de vakantie bij te wonen. Ze groette een collega die ze van vroeger kende en boog zich over de balustrade.

Het overgrote deel van de roodpluchen bankjes was onbezet. Op de eerste rij, in het midden, zaten de vertegenwoordigers van de regering die de vragen moesten beantwoorden. Ze herkende de minister van Buitenlandse Zaken, een altijd onberispelijk geklede vrouw met een kapsel dat zelfs bij windkracht twaalf nog in model bleef. Naast haar zat de minister van Economische Zaken, een magere man met een boonachtig gezicht dat een en al somberheid uitstraalde, alsof hij de hoop om Frankrijk van de financiële ondergang te kunnen redden allang had opgegeven. Achter de plaatsen voor de regering begonnen de UMP-bankjes. Met ruim driehonderd zetels bezat de regeringspartij de absolute meerderheid in het parlement. In vergelijking met het vak van de oppositie, was het aantal onbezette plaatsen bij de UMP gênant hoog, alsof de meeste gedeputeerden de extra vergaderingen aan hun laars lapten en allang ergens aan het strand lagen.

Chantal zocht naar de grijze krullen van Guy Lavillier. Na het vertrek uit de UMP behoorde hij tot de uiterste rechterflank en daarom moest zijn bankje zich aan de rand bevinden, links van haar, rechts van de voorzitter die, gezeten achter een verhoogd spreekgestoelte, uitkeek op de gedeputeerden. Geen Lavillier. Voor de zekerheid liet ze haar blik over de hele tribune gaan, maar het resultaat bleef hetzelfde. Naomi had gelijk gehad. Lavillier was dood. En doden kunnen geen vragen stellen. Of had hij zijn vraag al gesteld en was hij vertrokken naar de wandelgangen van het parlementsgebouw, samen met andere collega’s? Er liepen voortdurend gedeputeerden in en uit.

Terwijl ze met een half oor naar de minister van Economische Zaken luisterde, zocht ze in de persmap het agendapunt dat nu behandeld werd. ‘Bankgaranties… privatisering van staatsbezit… bodemloze put… knoflookeconomie…’ Het ging over het noodfonds waarmee Zuid-Europa overeind werd gehouden.

Er klonk applaus gevolgd door een hoop gekuch. Inmiddels had ze in de papieren Guy Lavillier gevonden: agendapunt nummer dertig.

‘Ik dank de minister voor zijn antwoord,’ hoorde ze de voorzitter zeggen. ‘Het volgende agendapunt is nummer zevenentwintig, een vraag van gedeputeerde…’

Gezien de korte spreektijd waaraan iedereen was gehouden, schatte ze dat Lavillier over een kwartiertje aan de beurt was. Ze zette haar mobiel aan, surfte naar de website van de Assemblée Nationale en vond een plattegrond van de zaal met cijfertjes wie waar zat. Guy Lavilliers plaats was inderdaad waar ze had gekeken. Ze klikte de site weg en opende haar mailbox. Drie nieuwe berichten. Hotzes mailtje was nog geen twee minuten geleden verstuurd, direct nadat ze zijn telefoontje had weggedrukt. Ze opende de mail van Naomi en begon te lezen. Naomi had er een uitgebreid epistel van gemaakt. De stijl was zoals Naomi sprak: een beetje warrig, maar het verhaal week niet af van de versie die ze eerder had opgedist. De details – het opstootje, het vlekje op Lavilliers rechterwang, de gaspitten – waren slechts aanvullingen, belangrijke aanvullingen misschien. Chantal keek over de rand van de balustrade. De roodpluchen zetel aan de rechterflank was nog steeds onbezet.