Reading Online Novel

Nacht in Parijs(114)



‘Ik weet wat uw stichting doet,’ onderbreekt Jarre die zich niet langer kan beheersen. ‘Of misschien moet ik zeggen deed, want op uw website is niet veel meer te zien.’

‘Dat heeft alles met de brand te maken. Onze computers hebben waterschade opgelopen waardoor de hele administratie verloren is gegaan.’

Jarre moet zich verbijten. De man tegenover hem is als een blok graniet waar je op kunt blijven beuken tot je een ons weegt. ‘Is er al meer bekend over de oorzaak van de brand?’ vraagt hij aan Renoir.

‘Het onderzoek loopt nog,’ klinkt het routineus.

Jarre knikt. De afgelopen uren heeft hij een paar pogingen gedaan om meer over de brandoorzaak te achterhalen, maar hij is op een muur van wel of niet gemeende excuses gestuit. Experts zijn op vakantie, iedereen doet zijn uiterste best, maar niemand kan ijzer met handen breken.

Hij besluit om de aanval in te zetten. ‘Wij hebben redenen om aan te nemen dat Guy Lavillier de nacht van zaterdag op zondag heeft doorgebracht in het pand van de stichting Formosa aan de rue de Prony.’

Ortola vertrekt geen spier.

‘En wel,’ vervolgt Jarre, ‘in de studio waar een dag later de brand is uitgebroken.’

Renoir wil iets zeggen, maar Jarre gebaart hem zijn mond te houden.

‘Ik ben bang dat ik u niet kan helpen,’ zegt Ortola. Hij steekt zijn handen op als een voetballer die net iemand onderuit heeft geschopt en doet alsof hij zich van geen kwaad bewust is.

‘Had meneer Lavillier een sleutel van het pand?’ vraagt Jarre scherp.

‘Nee. Onze bestuursleden hebben geen sleutel van het pand. Waarom zouden ze?’

‘Misschien heeft iemand hem binnengelaten.’

‘Wie?’ Ortola etaleert al zijn Zuid-Europese talent voor drama.

‘Misschien een van de cursisten?’

‘Wat bedoelt u daarmee?’

‘Krijgen cursisten die van uw accommodatie gebruikmaken een sleutel?’

‘Ja.’

‘En weet u of iedereen die zijn sleutel weer inlevert niet stiekem een kopie heeft laten maken?’

‘O…’ Ortola lacht. ‘Bedoelt u dat?’

‘We proberen de cursisten na te trekken,’ zegt Renoir. ‘Maar door het ontbreken van de administratie gaat dat langer duren dan gepland.’

‘Ja, ja.’ Jarre, die zijn bloed opnieuw voelt koken, richt zich weer tot Ortola. ‘Waar was u afgelopen zaterdagavond?’

Er volgt een korte aarzeling. ‘Commissaris Jarre…’ Ortola speelt de ultieme verbazing. ‘Ik dacht dat wij een vriendelijk gesprek zouden hebben. Maar ik wil graag mijn medewerking verlenen en dus zal ik uw vraag beantwoorden.’ Hij doet alsof hij even moet nadenken. ‘Afgelopen zaterdagavond had ik bezoek van mijn oude collega Simiç. We hebben bij mij thuis gedineerd, een hoop gedronken en vervolgens hebben we twee jongedames gebeld die ons de rest van de nacht gezelschap hebben gehouden. Als ik mij niet vergis heetten ze Tatiana en Xsara, of misschien was het ook wel Roxanna en Sylvana.’

Renoir kan zijn lachen nauwelijks inhouden.

‘En daarna is meneer Simiç ziek geworden?’ vraagt Jarre sarcastisch.

‘Kennelijk,’ antwoordt de Albanees met een uitgestreken gezicht. ‘Maar eh… u had toch een verdachte opgepakt, een jonge Roma die eerder gedreigd had Lavillier te vermoorden? In de krant stond dat-ie ontsnapt is. Zo te zien…’ – een geringschattende blik gaat naar het verband om Jarres hals – ‘… heeft hij u onderweg nog aardig te grazen genomen.’

‘Saimir Bezun is inderdaad onze hoofdverdachte,’ zegt Renoir. ‘Ah…’ reageert Ortola.

‘Dan wens ik u veel succes met de opsporing.’

Ondertussen schuift Jarre met de papieren op zijn bureau. De bewijzen tegen Saimir Bezun lijken zich alleen maar op te stapelen. Uit het rapport van de lijkschouwer blijkt dat Guy Lavillier zaterdagnacht tussen 01.00 en 03.00 uur overleden moet zijn. Saimirs optreden in Caveau de la Huchette duurde tot 01.00 uur. Vanaf dat moment is de Roma zonder alibi. Het enige wat voor hem pleit, is dat niemand hem het lijk in de vuilcontainer heeft zien dumpen. Als gevolg van een technische storing heeft geen van de beveiligingscamera’s bij het Stade de France de nacht voor de vuilnisophalers kwamen iets geregistreerd. Toeval? In deze zaak lijkt niets toeval. Wat Jarre razend maakt, is dat hij nog steeds niet weet wie er aan de touwtjes trekt. Vermoedens genoeg, maar harde bewijzen ontbreken.

‘Nog meer vragen?’ Ortola is opgestaan uit zijn stoel. ‘Anders zou ik graag gaan.’

‘U kunt gaan.’ Jarre staat ook op. Wanneer hij de uitgestoken hand van Ortola drukt, dringt de misselijkmakende knoflookwalm opnieuw zijn neusgaten binnen. Snel draait hij zijn hoofd weg. ‘Renoir, breng jij meneer naar de uitgang?’