Reading Online Novel

Moord in de Dom(29)



Ik schraapte mijn keel en las de brief langzaam voor, soms struikelend over de archaïsche, zeventiende-eeuwse woorden.



De tweeden February in het Jaer des HEEREN 1621



Aen myne Kinderen en Kindskinderen



GOD geeve dat U, mijn lieve Kinderen, Uw leeven wel gheleeft hebt en dat de HEERE U gesheegent heeft. Ik dank GOD voor het Zuur en het Zoet dat Hy my bedeelt heeft, maer beken ootmoedig de Schuld die ik op my ghelaeden heb. Ik heb kwaet ghedaen, en mooge GOD die in alle Herten ziet my vergheeven. Ik heb evenwel niet de Moet in dit aertse Bestaen myn schandelijke Daet te bekennen. Myn Eer zo te bezoedelen valt mij zwaer. En ach, de Temptatie is te groot. My doorboort de Zucht naer Eer en Roem, de eenige Schatten die ik U kan naelaeten. Eer en Roem, die ik waerachtig wel verdient heb maer evenwel nog niet mocht smaeken.



Dient de eer van de Stad Utrecht niet hoogghehouden te worden? Het is immers altoos Amsterdam, Amsterdam, die ryke Stad, en nooit eens Utrecht!

Ja, Amsterdam heeft tot het laetst met de Spanjool gheheult en de Prins verraeden, en Utrecht heeft de Unie ghebaert. Maer hoe kort is niet de Ghedachtenis der Menschen!

En ter Gods Eere hebben wy de Kattedrael, een der grootste en treffelykste van het Christenryk en geciert met het heerlykste Orgel, aen de Paepen ontrukt!

Maer geen Vreemdeling pryst de Dom en zijn Organist, Meester Anthony van Utrecht. Het is altoos Meester Jan van Amsterdam. Er benne Moffen die naer Amsterdam loopen en wel 200 Guldens betaelen om de Orgelkunst te leeren van Meester Swelingh.



Ik beken, ik heb het tiende Ghebot onzes Heeren verbroken. Toen ik in Amsterdam Gast ten zynen Huize was en hy het vertrek verliet om een burgemeester te begroeten – die waerachtig zyn Hoet voor hem afzette – hebben Nyd en Afgunst my overmeestert. Ik heb een Compositie van hem ghepakt en in myn Broek ghestooken, een nieuw Werk met het Zant er nog op. Ik dacht, zoo hy voor my sterft, dan presenteer ik het Motet als van myn Hant. Meester Jan Pietersz. is een out en ziekelyk Man, wat dient hem nog Roem en Rykdom? En ik zal eenmael de Vreugde smaeken van de Lofpryzing, van de Verbaezing der Liefhebbers van de Konst der Musica, dat Antony Wyborch toch welzeeker ook een groot Meester is.



Het is Dieverij, en in myn Herte weet ik dat Meester Swelingh waerlyk grooter is dan ik, maer Ghy kent het Spreekwoort dat het onghegunde Broot het meest ghegeeten wort. Vergeeft my, zoals ik hoop dat ook GOD my vergeeven zal.

Ik verberg het Motet op een gheheime Plaets in de Dom. Wie immers weet wanneer zyn Stervensuur ghekoomen is? Daerom heb ik U deze Brief Ghelaeten, met de Vraag, het Zeegel te verbreeken als het GOD behaegt my eerder tot zich te neemen dan Meester Swelingh.

Zoo zult U myn Schanddaet verneemen. Ik geef U echter ook een Aenwyzing waar het Motet verborgen is.



de eerste Stap naar het Lichaem van Christus



Dit slechts laet ik U na, een Raedsel.



Uw liefhebbende Vaeder



Antony Wyborch



‘Die Anthony toch,’ zei ik, terwijl ik de brief neerlegde. ‘Wat een verhaal.’

‘Dus hij heeft muziek gestolen van Sweelinck.’ Ook Gert was geïntrigeerd. ‘Orgelmuziek?’

‘Dat weten we dus niet,’ zei Sjoerd. ‘Het zou kunnen. Er zijn in de nalatenschap van Sweelinck aantekeningen gevonden over een paar chansons die zouden moeten bestaan, maar die nooit zijn opgedoken. Het zou kunnen dat het om die werken gaat. Ze zouden in 1620 zijn geschreven.’

‘Wat staat er precies in die aantekeningen?’ vroeg ik.

‘Nee nee,’ zei Gert. ‘Doe dat nou niet, niet afdwalen. Bespreken jullie dat later maar. Ik wil weten wat Vincent hiermee te maken heeft. Hoe komt het dat hij dit raadsel kende?’ Hij had een koortsachtige blik in zijn ogen, waaraan ik kon zien dat voor hem maar één ding telde. De inhoud van het muziekstuk interesseerde hem niet echt, maar hij wilde het motief van de moord op zijn broer achterhalen. Het woord ‘zinloos’ was voor hem onacceptabel.

‘Oké.’ Sjoerd zuchtte. ‘Om te beginnen was er een gastcollege van Remmelt Wijborch op de faculteit muziekwetenschappen. Vincent en ik waren er allebei. Het ging over de orgels van de Domkerk. Interessant.’

‘Welke orgels? Alle vijf?’

‘Alleen de Bätz-orgels. Wist je trouwens dat er een groot aantal registers van het oude orgel van Swart uit de zestiende eeuw is overgezet naar het grote orgel?’

‘Sjoerd!’ Gert ontplofte bijna van ongeduld.

‘Ja, sorry. Nou goed, na afloop was er nog een borrel, en daarna gingen we met een stel de stad in. Remmelt was er ook bij. We kwamen bij de Florin terecht. Daar tappen ze pints. Dus.’

‘Dus?’

‘Dus begon onze organist al snel behoorlijk aangeschoten te raken. Het werd steeds gezelliger, en ten slotte kwam er niet veel verstandigs meer uit. Uit de meesten van ons niet en uit Remmelt zeker niet. Ik was zelf nog behoorlijk helder.’