Marcolini broers 01(14)
‘Ik weet hoe je denkt, Claire,’ onderbrak hij de stilte. ‘Je loopt nog liever over hete kolen dan dat je een avond met mij doorbrengt, toch?’
Haar blik richtte zich weer op hem, verbaasd over de bitterheid in zijn stem. Wat had hij nou om verbitterd over te zijn? Zij had hun huwelijk niet verpest. Dat had hij gedaan, en het was niet meer te lijmen. ‘Je verwacht toch niet dat ik uit mijn dak ga van vreugde omdat je me dwingt weer met je om te gaan?’ vroeg ze.
Zijn mond vertrok. ‘Nu begrijp ik waarom je zo bent afgevallen,’ zei hij. ‘Dat komt vast door de wrok die je al zo lang met je meedraagt.’
Haar vingers klemden zich zo hard om haar handtas dat het zeer begon te doen. ‘Vind je niet dat ik het recht heb om boos te zijn?’ vroeg ze. ‘Ik ben niet van bordkarton, zoals jij. Ik heb gevoelens. Er gaat geen dag voorbij waarop ik niet aan haar denk, ik bedenk hoe oud ze nu zou zijn, hoe ze eruit zou zien, wat ze zou zeggen en doen. Denk jij ooit nog wel eens aan haar?’
Zijn blik werd donker en de spanning in zijn gezicht nam toe, waardoor er een spiertje begon te trillen in zijn kaak. ‘Ik denk wel aan haar,’ zei hij, met krassende stem. ‘Natuurlijk denk ik wel aan haar.’
Claire beet op haar wang tot ze bloed proefde. Ze wilde niet instorten waar hij bij was. Hij mocht niet zien hoe ontzettend kwetsbaar ze nog was in zijn bijzijn. Als hij haar nu zou proberen te troosten, zou ze zichzelf verraden. Dan zou ze haar armen om zijn nek slaan en haar lichaam tegen hem aan drukken, op zoek naar de warmte en kracht die alleen hij haar kon geven. Haar huid zou tintelen en elke cel in haar lichaam zou zich tot hem aangetrokken voelen. Zo zou ze weer meegesleurd worden in zijn sensualiteit en haar reserves laten varen tot ze compleet weerloos was. Hoe sneller ze deze suite uit was en weer onder de mensen was, hoe beter, besloot ze vastberaden.
Na een diepe zucht dwong ze zichzelf om hem aan te kijken. ‘Een etentje kan wel,’ zei ze. ‘Ik heb niet geluncht en het ontbijt lijkt alweer lang geleden.’
Daarop pakte hij zijn sleutelkaart en stopte die in zijn portemonnee. ‘We maken het niet laat, Claire. Ik ben nog niet helemaal over mijn jetlag heen.’
Pas toen viel het haar op hoe moe hij eruitzag. Onder zijn donkere ogen zaten kringen die net blauwe plekken leken, en de groeven aan weerskanten van zijn mond leken dieper dan normaal. Toch was hij net zo adembenemend knap als altijd, misschien zelfs nog wel knapper. Of misschien leek dat alleen maar zo, omdat ze hem zo lang niet gezien had. Ze was vergeten hoe fascinerend zijn chocoladebruine ogen waren, hoe dik en donker zijn lange wimpers, en hoe zijn prachtig gevormde mond met iets vollere onderlip haar deed denken aan de passie die ze vele malen geproefd had. Met moeite wist ze haar blik los te scheuren.
‘Wat voor restaurant is het?’ vroeg ze, terwijl ze zijn penthouse uit liepen. ‘Wat voor soort keuken hebben ze?’
Toen hij op het knopje voor de lift drukte, bewoog hij zijn arm langs haar heen, en haar adem stokte in haar keel. Elke zenuw in haar lichaam stond op scherp, tot ze bijna voelde hoe het zou zijn als hij haar weer aanraakte. Haar borsten verlangden naar zijn handen, zijn lippen, het zoete, vurige zuigen van zijn mond en het rollen, glijden en tergende geplaag van zijn tong. Was ze zo wanhopig dat ze snakte naar de aanraking van een man die ze haatte? Hij had haar beschuldigd van chantage en toch sloeg haar hart een slag over, elke keer als zijn blik de hare ontmoette.
Bijna geluidloos gingen de deuren van de lift open. Claire stapte erin en liep meteen door naar achteren om de verleiding uit de weg te gaan.
‘Kom hier, Claire,’ beval Antonio.
Ze drukte haar handtas stijf tegen haar verraderlijk kloppende bekken. ‘Waarom?’ vroeg ze. ‘Er is hier verder niemand.’
‘Nee, maar zodra we op de begane grond komen wel, dus we kunnen ons beter maar vast gereedmaken,’ zei hij.
Fronsend keek ze hem aan, en ze werd achterdochtig. ‘Hoe weet je dat daar iemand zal staan?’ vroeg ze.
Beheerst antwoordde hij haar: ‘Ik ben zo vrij geweest om eerder vandaag een persbericht uit te laten gaan.’
Woede borrelde in haar op en ze verstijfde. ‘Was je er zo zeker van dat ik zou meewerken aan dit toneelstukje?’
Met een glinstering in zijn ogen bleef hij haar aankijken. ‘Ik wist zeker dat je je broer niet wilde overdragen aan de politie. En ik wist ook zeker dat je het zou doen voor het geld.’
Op dat moment werd ze bijna verzwolgen door wanhoop. Het was heel pijnlijk om erachter te komen hoe slecht hij over haar dacht. Dat hij haar al die tijd had gezien als een hebzuchtige opportunist, terwijl ze nooit iets anders van hem had gewild dan liefde. Hoe had hij zo’n verkeerd beeld van haar kunnen krijgen? Had hij dan niet gezien dat ze hem adoreerde? In het begin was ze nogal onder de indruk geweest van zijn levensstijl, maar ze dacht dat ze later in hun relatie toch wel had laten zien dat zijn roem en rijkdom niet belangrijk voor haar waren. Was hij zo hard en ondoorgrondelijk dat hij het niet doorhad als iemand oprecht van hem hield?