Reading Online Novel

Krijgsraad(74)



'Het was wél op de tweede verdieping!' roept de conciërge met triomf in haar stem. 'Ik heb op het controlebord gekeken toen er werd gebeld.'

De Feldwebel klopt op de deur – een harde, bevelende klop die alleen door de politie van een dictatoriaal geregeerde natie kan worden geproduceerd.

'Opendoen, in naam van de Führer!'

Hij klopt opnieuw, ditmaal harder.

'Wie is daar?' vraagt Frau Peters vanachter de gesloten deur.

'Sicherheitsdienst! Ogenblikkelijk opendoen!'

Er rammelen kettingen. De deur gaat open op een kier.

'Frau Peters?' vraagt de Feldwebel met zijn hand aan de rand van zijn helm. Hij gedraagt zich formeel en beleefd, maar ijskoud. Het arresteren van mensen is voor hem een routine-aangelegenheid geworden.

Ze knikt bevestigend, zich realiserend dat alles voorbij is.

'U kent deze heer?'

Ze knikt opnieuw.

'Waar is het uniform?' vraagt hij, haar opzij duwend, weg van de deur.

'In het gootsteenkastje,' antwoordt ze hees.

Hij wenkt een van zijn mannen met zijn hoofd naderbij en even later wordt het uniform gevonden.

De Feldwebel laat een langgerekt fluitje van begrip horen als hij het officiersuniform en het gele holster ziet. Hij kijkt Menckel met een gemene grijns aan.

'Was dit het uniform dat u droeg?'

'Ja.'

'Is het van uzelf?'

'Nee.'

'Hoe bent u eraan gekomen?'

'Van een dode Hauptmann.'

'Ja, ik kan wel zien dat het niet van een overste is geweest!' Hij pakt het pistool, verwijdert het magazijn en telt de kogels. Vijf. Er ontbreken er dus twee. Hij ruikt aan de loop en kijkt Menckel met opgetrokken wenkbrauwen opnieuw aan. 'Dit schietijzer is nog niet zo lang geleden gebruikt! U hebt die Hauptmann vermoord, niet waar?'

Menckels polsen worden in handboeien gesloten. Het staal snijdt in zijn vlees.

'En u ziet er nog wel uit als zo'n aardige, sympathieke kerel,' grijnst een van de 'waakhonden'. 'Nou ja, je hoeft er ook niet per se als Frankenstein uit te zien om moordenaar te kunnen zijn!'

'Moord op een officier!' zegt een tweede. 'Dat liegt er niet om. En nog zijn pistool jatten ook! Jezus, kerel! Dat kost je je raap! Daar kun je wel op rekenen!'

'U vergist zich, ik heb niemand vermoord,' protesteert Menckel vol afschuw. 'Hij was gedood door een bom, toen ik hem vond.'

'Hoor nou toch,' grijnst de Feldwebel. 'Gedood door een bom! In de regel laten die dingen niet veel over van een mens, wel?' Maar – er kunnen natuurlijk gekke dingen gebeuren! Nou, ik veronderstel dat dit uniform netjes opgevouwen naast het vermorzelde lijk lag – en dat de Hauptmann net schietoefeningen had gehouden voordat die bom op zijn hoofd viel? Dat zou natuurlijk die twee ontbrekende kogels verklaren. Nu, vertel mij eens eerlijk, denk je soms dat wij niet goed bij ons hoofd zijn? Wat ben jij er voor een: een jood, een communist of een deserteur? Biecht maar eens op! Vooruit, zing eens een mooi liedje! Straks doe je toch wel je mond open, dus waarom zou je ons al die moeite niet besparen? Je hoofd zal evengoed wel rollen. Je kunt evengoed meteen aan het idee wennen!'

'Stabsarzt Albert Menckel, 126ste divisie infanterie.'

'Wel, wel,' antwoordt de Feldwebel met een stem die druipt van ironie, 'waarom niet meteen Generalarzt? Jij bent echt een grappig kereltje! Duitse legerartsen die bij hun volle verstand zijn lopen niet in gestolen uniformen rond! Hoe ziet het uniform van een Stabarzt er trouwens uit?'

'Ik ben ontsnapt uit een gevangenentransport,' bekent Menckel, langs de Feldwebel heenkijkend. 'Maar ik zweer u op mijn woord van officier dat Frau Peters daar niets van wist. Ik heb haar verteld dat ik met verlof was.'

'Kijk eens aan,' grijnst de Feldwebel. 'Je schijnt nog altijd te denken dat wij niet goed bij ons hoofd zijn.' Hij wendt zich tot Frau Peters. 'Ik zou graag eens willen weten of officieren met verlof hier dikwijls komen en hun uniform in het gootsteenkastje smijten? Nee, dat zult u niemand kunnen wijsmaken. U bent ook onder arrest – en het is mijn plicht u ervan op de hoogte te stellen dat wij gebruik zullen maken van onze vuurwapens als u probeert te ontsnappen.'

'Mijn kinderen!' fluistert Frau Peters, verbijsterd van angst.

'Daar had u eerder aan moeten denken,' zegt de Feldwebel koud, terwijl hij een stel handboeien uit zijn zak opdiept. 'Uw armbandjes, madame, om te voorkomen dat u onderweg gekke dingen uithaalt. En nu moeten we er toch écht vandoor!'

'Er wordt iedere minuut wel een kind geboren,' zegt een van de SD-ers, als hij Frau Peters bij de arm pakt en haar de trap af leidt.

'Heil Hitler!' schreeuwt de conciërge luid, haar arm strekkend.

Ze rijden zwijgend naar de Spree, bijgelicht door ontelbare branden. De wagen draait de poort van het grote grijze gebouw aan de Prinz Albrecht Strasse in en even later worden ze door de beruchte kelders opgeslokt.

Op precies datzelfde moment stapt onze gereorganiseerde eenheid aan boord van een aantal JU-52 troepentransportvliegtuigen, die op vliegveld Tempelhof op ons staan te wachten om ons naar Finland te brengen.