Reading Online Novel

Koninklijke verleider(23)



‘Ik dacht dat ze van mij waren.’ Voor ze kon toegeven aan de impuls hem een klap te verkopen, voegde hij eraan toe: ‘Als het me te veel wordt, zeg ik het wel.’

‘Ja, vast.’

‘Ik ben toch een koppige os? Dus bij uitstek geschikt om te tillen en te sjouwen.’ Voor ze hem kon tegenspreken, nam hij haar gezicht tussen zijn handen, zo teder dat ze week werd vanbinnen. ‘Heel lief van je dat je je zorgen maakt over mij, en dat je je uitputting voor lief neemt om mij te ontzien, maar ik heb wel ergere dingen meegemaakt. Ik heb vijfentwintig jaar training achter de rug en de meest abominabele 60





omstandigheden doorstaan.’ Zijn lippen trilden even. ‘Waarschijnlijk langer dan jij op deze planeet bent.’

Dat wekte haar uit haar hypnose. ‘Wat? Ik heb je toch verteld dat ik al jaren werkzaam ben als arts? Denk je dat ze tegenwoordig diploma’s geneeskunde aan baby’s uitreiken?’

‘Wel aan wonderkinderen.’

‘Nou, dat ben ik niet. Ik word in augustus dertig.’

‘Niet waar.’ Hij leek echt verbluft.

‘Echt wel.’

‘Zie je wel? Je blijft me altijd verrassen.’

‘Blijf maar in de buurt. Op een dag komt daar wel een eind aan.’

‘Dat was ik al van plan. En ik durf te wedden dat er nooit een eind aan komt.’

‘Ik wist niet dat jij een gokker bent.’

‘Ben ik ook niet, maar op jou zet ik alles.’

Plotseling werd ze zich ervan bewust dat hij nog steeds haar gezicht omvat hield. Dat ze weer over haar hele lichaam trilde. Dat hij wist dat hij elke vezel in haar lichaam liet gonzen, dat ze moest vechten om zich niet aan hem over te geven. Hij was er ook zeker van dat ze dat wel zou doen.

Ze keek hem boos aan. Nooit weer, dacht ze.

‘Wees daar maar niet zo zeker van,’ mompelde hij. De klank van zijn stem, zijn exotische accent pakte haar in, verwarmde haar.

Haar adem stokte. Hij had haar gedachten gelezen, hij ging de uitdaging aan. Ze schudde haar hoofd en bevrijdde zich uit zijn greep.

Na een laatste smeulende blik begon hij weer te pakken.

Toen hij klaar was, maakte hij een slee van brokstukken van de helikopter, met een uit touwen vervaardigd tuig. Daarop laadde hij de tent en stapelde er dekens, slaapzakken en matten op.

Ze volgde zijn aanwijzingen op en anticipeerde op zijn behoeften alsof ze al jaren eensgezind samenwerkten. Weer kreeg ze dat overweldigende gevoel precies op hem afgestemd te zijn. Net zoals toen hij haar had geassisteerd bij de behandeling van zijn wond. Hij had steeds aangevoeld wat ze ging doen en hoe hij haar het beste kon helpen.

61





Dat was niet het enige. Ze voelde dat haar lichaam door hem werd aangetrokken, naar hem overhelde. Ze verzette zich uit alle macht tegen die neiging, tot ze het gevoel kreeg doormidden gescheurd te worden.

Het is overlevingsinstinct, hield ze zichzelf voor. Daarom wilde ze dicht bij de enige andere mens in de buurt zijn. Hier in de woestijn te zijn zou zelfs in een beheersbare situatie al beangstigend zijn geweest.

Nu had ze ook nog net ontdekt dat hun situatie veel erger was dan ze had gedacht. Met zijn onoverwinnelijke en geruststellende uitstraling was het haar niet kwalijk te nemen dat ze bij hem beschutting wilde zoeken.

Sinds wanneer hield zij zichzelf voor de gek?

De eerste blik van deze man had een vonk in haar ontstoken zoals een elektrische kabel een dode batterij weer tot leven wekte. Sindsdien wakkerde zijn nabijheid, alles wat hij zei of deed, die vonk aan tot het bijna pijn deed. Een heftig gevoel dat al het andere naar de achtergrond drong. Een schrijnende honger die –

‘Je hebt honger.’

Ze schrok op van de dwingende klank in zijn stem en keek hem wrevelig aan. Kon hij niet op zijn minst één scheurtje in zijn onverstoorbare masker laten zien? Misschien was het niet slim om te wensen dat hij niet de oersolide kerel was die hij moest zijn om hen hier heelhuids uit te krijgen, maar toch wenste ze dat. Zo onverstoorbaar kon toch niemand zijn?

Hij keek haar alleen maar aan met die grenzeloze kalmte die hem eigen was. Ze beantwoordde haar eigen vraag.

Ja, er was wel iemand die dat kon. En hij heette Harres Aal Shalaan.

Hij wendde zijn blik af. ‘Je maag knorde.’

Ze besefte dat hij gelijk had. Ze had al meer dan vierentwintig uur niets meer gegeten.

‘Oké, dit is wat we gaan doen. We eten iets, maken onze uitrusting klaar en dan gaan we. Het is nu één uur. Als we over een uur vertrekken, hebben we zo’n acht uur voor het te heet wordt. Dan zetten we de tent op, schuilen tot de ergste hitte voorbij is, en vertrekken dan weer voor de zon ondergaat. Ons schema is twee uur lopen, een uur rust. Meer rust als je dat nodig hebt. Als we elke drie uur acht kilometer 62





afleggen, komen we over ongeveer drie dagen op onze bestemming aan. Als we onze voorraad rantsoeneren, redden we het er wel mee.’