Reading Online Novel

Het Zevende Kind(101)



Een verwerkelijking van dergelijke beelden zou shock, sentimentaliteit en ergernis kunnen oproepen – en uiteindelijk misschien ook woede – en dat was waar journalisten als Knud Tåsing en Peter Trøst bewust of onbewust op aanstuurden.

Het verdedigen van kinderen was er het aloude symbool voor dat de Goedhartigheid nog steeds ergens diep daar beneden in het onderbewustzijn van de natie rommelde.



*



De minister-president hoestte – weer een keer. Zijn gezicht stond zo scherp tegen de ruit en de blauwe lucht boven Slotsholmen afgetekend dat de minister van Nationale Zaken er zeker van was dat zijn profiel dwars door het glas kon snijden. Ole Almind-Enevold glimlachte, maar bedekte onmiddellijk zijn glimlach met zijn hand en hoestte met zijn baas mee, solidair als in de goede oude tijd, toen de Partij nog jong en rood was.

De enige man in het Rijk met meer macht dan de Absolute Koning legde zijn witte zakdoek op het bureau. Er zaten vage strepen rood in, waar zijn lippen de stof hadden aangeraakt, en deze aanraking – wisten de twee mannen, zonder enige twijfel – was de voorloper van de omhelzing die de anders zo schuwe regeringsleider niet kon weigeren of er zich van kon losmaken. Het was slechts een kwestie van weken dat de strepen tot vlekken werden en de blaffende hoest langzaam zijn adem verloor. Zo zou het eindigen. De stervende man had nooit de naam genoemd van de ziekte die hem getroffen had, maar het kwam zijn onderbevelhebber voor dat er iets oneindig ouderwets over lag. Alles, van het bloed dat van de lippen vloeide, tot de onmachtige uitholling van de borstkas – en ook het langzame wegkwijnen paste perfect bij de levensvisie van het regeringshoofd, die achter alle mooie sociale en democratische leuzen slechts bestond uit de droom van de patriarch van bestendige heerschappij.

‘Vertel me voordat we verdergaan even over deze... zaak... van die anonieme brief en al dat gedoe over dat kindertehuis... hoe heette het...?’

‘Kongslund.’ Het was de minister van Nationale Zaken die om de vergadering had verzocht, en het was niet Kongslund dat op de agenda stond. Het was pinksterzondag.

‘Jawel,’ zei de minister-president. Dat was een woord dat hij alleen in de conservatieve betekenis gebruikte. ‘Maar waarom is de pers er überhaupt in geïnteresseerd?’

‘Het is toch een van onze beste kindertehuizen... en het is geen fraaie beschuldiging... dat het een soort geheime organisatie moet hebben gerund waar niemand vanaf wist,’ zei de Absolute Koning.

‘Is het waar?’

‘Nee. Maar we proberen toch de briefschrijver te vinden – en andere mensen van destijds. Wij steunen Kongslund zowel via de staatsbegroting als... een speciaal fonds.’

‘Goed.’ De minister-president hoestte weer in de witte zakdoek met het monogram van de Partij erop en liet opnieuw een Streep des Doods op de stof achter.

‘Jij bent jarenlang een soort beschermheer van die plek geweest, hè?’

Ole Almind-Enevold richtte zich op. De zinspeling was zo licht en de bedreiging zo subtiel dat je wel de op een na machtigste man van de partij gedurende meer dan een decennium lang moest zijn om die op te kunnen vangen. ‘Ik heb Carl Malle – die ons eerder heeft geholpen – opgedragen het brein erachter te vinden. Hij is heel dicht bij een doorbraak. Het is waarschijnlijk iemand die zelf op Kongslund is geweest... als werknemer of als kind...’

‘Goed,’ herhaalde het hoofd van de regering en legde de roodgevlekte zakdoek op tafel.

Ole Almind-Enevold staarde er een moment naar. Toen zei hij: ‘Ik wilde je graag briefen over de Tamil-zaak.’

‘De Tamil-zaak?’ De minister-president hoestte nog een keer, scherper dan voorheen. Het was een woord dat iedere politiek leider aan het schrikken kon maken.

‘Ja. Ik bedoel de zaak van die elfjarige Tamil-jongen die al enige dagen in de media loopt. We moeten die stil zien te krijgen. Nu. Volgens mijn bronnen zit er een boosaardig netwerk achter het probleem, en we kunnen hem niet zomaar een verblijfsvergunning geven, zoals de media schrijven.’

‘Daar bemoei ik mij niet mee. Dat is geheel en al jouw beslissing als minister van Nationale Zaken.’ Zelfs op het sterfbed zou geen enkele regeringsleider zich met het gevoelige vluchtelingenprobleem willen inlaten – en al helemaal niet als er kinderen bij betrokken waren.

‘Die jongen is naar Denemarken gezonden als verkenner voor een grootscheepse manoeuvre waarbij onbegeleide Tamil-kinderen hier en masse naartoe zullen komen en asiel krijgen, omdat zij minderjarig zijn, en daarna familiehereniging met hun ouders uit Sri Lanka eisen. Ik ben te weten gekomen dat er mensen zijn met inzicht in het probleem die overwegen contact op te nemen met de Deense regering teneinde deze achterbakse aanval op de Deense asielpraktijk tegen te houden,’ zei de Absolute Koning.