Getuige(105)
Het licht knippert stroboscopisch over haar bleke, vuile gezicht.
‘Ik zei dat ik hem het dubbele zou terugbetalen als hij geld en een paspoort zou regelen... hij beloofde dat Dante terug naar zijn moeder zou gaan... en ik geloofde hem, snap jij dat nou, na alles wat hij met me heeft gedaan...’
Ze slaat met gebalde vuisten tegen haar hoofd.
‘Hoe kan ik godverdomme zo ongelooflijk achterlijk zijn,’ zegt ze zacht. ‘Hij wilde Dante gewoon hebben... hij heeft me afgeranseld met een buis en opgesloten. Ik ben zo gruwelijk dom, ik zou niet mogen leven...’
Aan de andere kant van het water van de Hammarbyleden gaan ze onder het viaduct van de Nynäsvägen door en rijden dan verder om de Globe Arena heen. De grote arena ligt als een vuilwit hemellichaam naast het voetbalstadion.
Vlak achter het winkelcomplex worden de gebouwen laag en bedrijfsmatig. Ze rijden een groot omheind terrein op met industriële bebouwing en geparkeerde aanhangwagens. Uit de verte is een neonbak boven de twee rijbanen van de weg zichtbaar; tegen een rode achtergrond lichten ijzig witte letters op: slachthuisterrein.
De slagbomen staan open en ze rijden het terrein met gierende banden op.
‘Waar moeten we nu heen?’ vraagt Joona terwijl hij langs een grijze opslagruimte rijdt.
Vicky bijt op haar lippen en haar blik dwaalt rond.
‘Ik weet het niet.’
119
De lucht is donker, maar op het labyrintische industrieterrein branden lichtreclames en straatlantaarns. Bijna alle werkzaamheden van vandaag zijn afgelopen, maar ver achter in een dwarsstraat tilt een kraanwagen met een knarsend, schrapend geluid een blauwe container op de laadvloer.
Joona rijdt snel langs een vuil huis met een gedeukt reclamebord voor bieflappen en komt bij een paar groene gebouwen van golfplaat met gesloten stalen hekken voor een keerplaats.
Ze passeren een geel bakstenen gebouw met een laadperron en roestige containers en rijden om de vleescentrale heen.
Er is geen mens te zien.
Ze rijden een donkerder straat in met grote ventilatiekasten, vuilnisbakken en oude winkelwagentjes.
Op de parkeerplaats onder een bord met de tekst vlezige worstjes voor jou staat een bestelwagen met een pornografische afbeelding op de zijkant.
Er klinkt een knal als ze over een scheef putdeksel rijden. Joona slaat om een gebogen reling heen af naar links. Een stel stormmeeuwen vliegt op van een stapel pallets.
‘Daar! Daar staat de auto!’ roept Vicky. ‘Die is van hem... Ik herken het gebouw, ze zijn daarbinnen.’
Voor een groot leverbruin pand met vuile ramen en metalen luxaflex staat een zwarte bestelwagen met de vlag van de geconfedereerde staten van Amerika op de achterruit. Aan de andere kant van de weg staan vier personenauto’s op een rijtje langs de stoep geparkeerd. Joona rijdt langs het pand, slaat links af en stopt bij een bakstenen gebouw. Drie vlaggenstokken met bedrijfswimpels wapperen in de wind. Hij zegt niets, pakt alleen het sleuteltje, maakt Vicky’s ene hand los en bevestigt de andere boei aan het stuur en stapt dan uit. Ze kijkt hem met donkere ogen aan maar protesteert niet.
Door de ruit ziet ze de commissaris het schijnsel van een lantaarnpaal in rennen. Het waait hard en er vliegt zand en stof door de lucht.
Tussen de gesloten gebouwen loopt een smal steegje met laad- en losperrons, ijzeren trappen en containers voor slachtafval.
Joona is bijna bij de deur die ze heeft aangewezen, blikt achterom, kijkt naar het verlaten terrein. In de verte rijdt een heftruck rond in een hangarachtige loods.
Hij loopt een metalen trap op, doet de deur open en komt terecht in een gang met krakend zeil op de vloer, loopt stil langs drie kantoren met dunne wanden. In een witte pot met kleikorrels staat een stoffige plastic citroenboom. Tussen de takken zitten nog restjes engelenhaar. Aan de wand hangt een ingelijste slachtvergunning uit 1943, afgegeven door de toenmalige Crisisraad in Stockholm.
Op de stalen deur aan het einde van de gang hangt een geplastificeerd aanplakbiljet met regels over hygiëne en hergebruik. Dwars door de regels heeft iemand ‘behandeling van lullen’ geschreven. Joona doet de deur een centimeter open, luistert en hoort stemmen in de verte.
Voorzichtig kijkt hij een grote machinehal in voor grof snijwerk aan de lopende band, met geautomatiseerde toevoer voor het klieven van halve varkens. De gele tegelvloer glimt zwakjes en de werkbanken zijn van roestvrij staal. Er hangt een bebloed plastic schort uit een vuilnisbak.
Geruisloos haalt hij zijn wapen tevoorschijn en hij voelt een doffe kriebeling in zijn hart als hij de geur van wapenvet inademt.
120
Met het wapen in zijn hand sluipt Joona naar binnen, gebukt langs de grote machines. Hij ruikt de zoete geur van de doorgespoelde afvoerputten en de rubberen matten terwijl hij zich realiseert dat hij geen exacte locatie heeft doorgegeven aan de regionale meldkamer, dat ze waarschijnlijk al op het slachthuisterrein zijn, maar dat het even kan duren voor ze Vicky hebben gevonden.