Reading Online Novel

Gestapo(84)



Vlak voor de kantine was hij aangehouden door artillerieluitenant graaf von Breckendorf, die precies op zijn negentiende verjaardag officier was geworden. Hij maakte een ritje op een paard uit de manege toen hij "De Verrader" ontdekte. Hij galoppeerde naar de nietsvermoedende man toe en bleef zo vlak voor hem staan dat het schuim van zijn paard op diens uniform spatte. Met zijn rijzweep wees hij op de openstaande kraag en zei op hooghartige toon:

'Als Stabsfeldwebel moest je toch weten dat je niet ongekleed mag rondlopen.' Terwijl hij het zei, gaf hij een licht tikje met de zweep op de neus van "De Verrader". 'Ken je de voorschriften soms niet meer, omdat je altijd rondhangt in je gevangenis? Je wordt ook veel te dik, Stabsfeldwebel. Je moet nodig wat beweging hebben. Mee naar de stormbaan! Looppas!'

"De Verrader" was met het dravende paard meegehold. Sinds die dag gaf de geur van zadelleer en zweet hem braakneigingen.

De jonge luitenant had hem over alle hindernissen van de stormbaan laten springen.

"De Verrader" scheurde zijn uniform aan de prikkeldraadversperringen. Toen de luitenant genoeg had van het veld, had hij hem meegenomen naar de manege en hem daar bevolen zich springend voort te bewegen, en ook toen had luitenant von Breckendorf het nog niet genoeg gevonden. Hij had "De Verrader" bevolen zich tien minuten later te melden in veldtenue en met gasmasker en daarna had hij hem nog zesendertig keer rond laten hollen in de manege, naast het paard. Al die tijd had hij de punt van de laars van de luitenant tegen zijn schouder gevoeld. Toen hij eindelijk mocht inrukken was hij een flauwte nabij geweest.

De luitenant had glimlachend gezegd:

'We zien elkaar nog wel eens, Stabsfeldwebel.'

"De Verrader" had het vurig gehoopt. Iedere ochtend keek hij de lijsten na om te zien of er geen gevangene was afgeleverd die Hans, graaf von Breckendorf heette. Het was telkens weer een teleurstelling voor hem. Hij deed geloften in de hoop dat zijn verlangen werkelijkheid zou worden. Het was hem niet bekend dat von Breckendorf een jaar geleden aan het hoofd van zijn batterij voor Sebastopol was gesneuveld.

Het was vroeg op de ochtend geweest. De batterij had bevel gekregen zich te verplaatsen. Ze moest de oprukkende infanterie volgen. Luitenant von Breckendorf reed nog altijd op dezelfde appelschimmel. Hij trok zijn lange sabel, richtte zich in de stijgbeugels op en riep zijn mannen, stoere Saksische boerenjongens, met luide stem toe:

'Batterij – volg mij – gal-o-o-p!'

De voerlieden legden de zweep over de paarden terwijl de artilleristen op de stukken meereden.

De luitenant genoot. Hij was gek op dat soort ritjes. Nu moesten ze nog een stel Russen ontdekken die ze konden afmaken. Bij voorkeur ongewapende.

Hij sneuvelde precies zoals zijn vader, die ritmeester van het 2de regiment huzaren was geweest, in september 1918 voor Signy-l'Abbaye was gesneuveld. Die had ook op een appelschimmel aan het hoofd van zijn escadron gereden. De mannelijke von Breckendorfs werden altijd cavalerist. Zo was het gegaan tot in de tijd van de keizer, maar luitenant Ulrich graaf von Breckendorf was door een ongelukkig toeval bij de artillerie terechtgekomen, in het 22ste regiment. Daar kreeg hij echter wel gelegenheid profijt te trekken van zijn talenten als ruiter. De familietraditie eiste echter dat hij zittend op een appelschimmel de kogel zou krijgen. Nadat hij geraakt was, leefde hij nog twee en een half uur en hij ontdekte tot zijn grote verbazing dat sterven helemaal niet aangenaam was. Hij liet een zoontje van drie jaar na, dat in de familietraditie zou worden opgevoed. Hij had zijn vader indertijd niet mogen bewenen. Dat gaf geen pas. Iedere zondag werd hij meegenomen naar de kerk, gekleed in de blauwe uniform van de huzaren met de rode dolman, en eerbiedig gegroet door de dorpsbewoners, die de familie van de graaf als Gods vertegenwoordigers op aarde beschouwden. De kleine jongen werd al 'meneer de graaf' genoemd. Het arme jochie zweette als een geroosterd speenvarken in zijn berenmuts en met bont afgezette pak, de parade-uniform van de huzaren.

In de dagen die volgden, gonsde de gevangenis van bedrijvigheid; het werd zo vol dat sommige nieuwelingen zelfs aan de inwijdingsceremonie ontsnapten. Er werd met man en macht gewerkt aan een grootscheepse onderneming. Het ging erom de officieren eindelijk eens een lesje te geven. Sommigen van hen waren te vriendschappelijk geworden in hun omgang met de bewoners van bezette gebieden. Een kapitein van het 16de regiment infanterie in Oldenburg was gearresteerd, omdat hij aan iedereen vertelde dat hij Winston Churchill heel wat sympathieker vond dan andere lui die hij zou kunnen noemen. Op het kaartje dat aan de deur van zijn cel hing stond: par. 91b.

In het casino had een luitenant van de cavalerieschool in Soltau zijn arm opgeheven om de Hitlergroet te brengen. Jammer voor hem was hij op het originele idee gekomen daarbij tegelijkertijd met uitgespreide vingers het Engelse V-teken te geven. Vijf dagen later zat hij al tegenover "Mooie Paul", omdat hij had gezondigd tegen par. 91. De Gestapo had van de militaire politie een rapport van vier regels ontvangen over de ongepaste grap met het V-teken. Dit rapportje had de Gestapo al gauw uitgebreid tot een dossier van veertig pagina's. Erboven en eronder stond het stempel met de rode letters "Gekados". De beklaagde verdween spoorloos, als een stofje dat wordt meegevoerd door de wind.