Reading Online Novel

Gestapo(59)



'Bij Allah, van dat hele verhaal wist ik niets!' riep de Légionnaire.

'Hij is de grootste idioot van het hele leger!' brulde Porta met een moordlustige blik op Broertje.

'Dat weet iedereen,' zei de Légionnaire glimlachend. 'Maar goed, hij heeft jullie truc nu toch onthuld, vertel dus ook maar hoe het verder is gegaan met die pil.'

'Hij betaalt nog altijd,' riep Broertje, 'en als hij verstandig is blijft hij het doen. Porta heeft hem duidelijk uitgelegd dat alleen een flink percentage van zijn inkomsten ons kan doen vergeten onze plicht als staatsburgers na te komen. Die knul staat de demografische ontwikkeling in de weg en dat komt in het land van Adolf niet te pas. Porta heeft gezegd: ' "Kijk eens, dok, als dit zaakje uitlekt, kom je bij het 27ste regiment, 2de bataljon, 5de compagnie, 1ste peloton en dan moet je bij infanteriegevechten een vlammenwerper dragen, net als ik. En dat is niet zo lollig. Geen enkele drager overleeft meer dan twee of drie aanvallen. Dan heeft hij gecapituleerd of hij is dood." '

'Probeer nu eens een keer je mond te houden,' zei de Ouwe. 'Mevrouw Dreyer heeft geen pijnlijke voeten zoals jij denkt.'

Broertje begreep er niets meer van. Pijnlijke voeten, dat was voor hem het gevoel dat je kreeg na een lange mars.

'Maar wat moet ze dan met een dokter? Hoe kan iemand pijn in zijn voeten hebben als ze niet opgezwollen zijn? Herinneren jullie je nog hoe ik indertijd naar die pil ben gegaan bij "De Dikke"?'

'In godsnaam, houd je bek, en zeg niets meer voor ik je wat vraag,' beval Porta.

Mevrouw Dreyer begon te vertellen. Ze keek ons niet aan. Het was alsof ze haar woorden richtte tot het portret van Himmler aan de muur.

'Ik wilde juist uitgaan, toen ze bij me kwamen.' Ze sloot haar ogen en leunde achterover in haar stoel. 'Ik wilde naar meneer Berg op de Gänsemarkt gaan om mijn rekening te betalen. Ik was nog vroeg. Zoals steeds. Ik vind het heerlijk om op het station op een bank te zitten en naar de mensen te kijken. Het is een mooi station. Vooral in deze tijd van het jaar, met al die bloemen. De stationschef, meneer Gelbenschneid, heeft altijd veel succes met zijn rozen. Misschien komt het van de mest die de boeren hem geven. Liever te vroeg dan te laat komen, is iets dat mijn man me heeft geleerd. Hij ging altijd het eerst van allemaal naar beneden. Juist toen ik op straat stond, zag ik die grote auto. Een grijze Mercedes, met die S-jes die net bliksemschichten lijken. Die gaan zeker naar mevrouw Becker, dacht ik. Dat is mijn buurvrouw en ze heeft een zoon bij de SS. Hij is Untersturmführer van de divisie "Das Reich". Voor hij officier werd, diende hij bij het SS-regiment "Westland". Net als mijn jongste zoon. Ik was boos op hem toen hij bij de SS ging. Maar de uniform trok hem aan. Dat weet ik zeker. Hij was een goede jongen. Nu is hij dood. Ze hebben me zijn ijzeren kruis gezonden. Hij werd woedend toen ik zei dat zijn vader het helemaal niet goed zou hebben gevonden dat hij bij de SS ging. Hij had rustig zijn oproep moeten afwachten zoals zijn andere drie broers. Twee van hen zijn bij de infanterie. De oudste diende bij de stoottroepen. Die is ook dood. De twee anderen worden vermist. Dat heb ik enkele maanden terug gehoord. De jongste zei nog tegen me voor hij wegging: "Moeder, ik zou je wegens defaitisme moeten aanklagen, maar ik zal maar doen alsof ik niets heb gehoord." Hij wilde me geen zoen geven bij het afscheid. Nu is hij dood. Ik heb alleen zijn ijzeren kruis nog. Ik heb het in de lade gelegd bij de hemdjes die ik uit hun babytijd bewaar.

De grote auto stopte niet voor het huis van mevrouw Becker. Hij bleef vlak voor mij staan. Een keurige jongeman stapte eruit. Hij deed me denken aan mijn zoon Paul, de jongste. Die leek op hem. Allebei bijna twee meter lang. Slank als een jong meisje. Mooie blanke tanden. Kastanjebruine ogen. Een alleraardigste jongen. Hij maakte een welopgevoede indruk en hij was heel beleefd. Maar die zwarte leren cape beviel me niet. Zo kil, sinister bijna.'

Barcelona zei halfluid tegen de Ouwe:

'Ze heeft gelijk. Die capes doen denken aan de dood. Vroeger was de beul een oude dronkaard. Tegenwoordig zijn het keurige jongelui met capes van zwart leer.'

Mevrouw Dreyer lette niet op wat ze zeiden. Ze praatte nog altijd tegen het portret van Himmler.

Wij konden ons precies voorstellen hoe het was gegaan. We wisten precies wat die schoft met zijn kastanjebruine ogen had gezegd. Op de naïeve mevrouw Dreyer had hij natuurlijk een onberispelijke indruk gemaakt. Maar wij kenden hem.

'Mevrouw Dreyer?' had hij gevraagd, terwijl hij uitstapte.

Ze had hem even verbaasd aangekeken en zich toen glimlachend voorgesteld:

'Emilie Dreyer.'

Hij had zich met zijn gehandschoende hand over zijn kin gewreven en toen geknipoogd met het goedige bruine oog.

'Emilie Dreyer, Hindenburgstrasse, No. 9. Klopt dat?'

De oude vrouw had dit bevestigd. Ze had geen gevaar vermoed achter dit beleefde optreden. Hij had in zijn zak getast waar zich zijn Walter 7.65 bevond. Hij had daarnaast een dienstrevolver. In een holster onder zijn linkerhand.