Gestapo(21)
De luitenant werd rood tot in zijn oren. Het kostte hem de grootste moeite om zich in te houden, maar hij wist uit ervaring dat hij er verkeerd aan zou doen zich te laten gaan. Eén enkel woord van die clown was voldoende om hem aan zijn einde te helpen.
'Luitenant Ohlsen van het 27ste regiment, 5de compagnie meldt met verschuldigde eerbied, majoor, dat wij nog geen gelegenheid hebben gehad onze uitrusting en onze kleding te reinigen. De 5de compagnie is uitgezonden met een speciale opdracht en heeft sedert drie en een halve maand onafgebroken strijd geleverd. De compagnie is zeven dagen geleden teruggekeerd met twaalf overlevenden.'
De commandant wapperde afwerend met zijn witte servet.
'Dat interesseert me niet, maar ik maak u erop attent dat u moet zwijgen tot men u vragen stelt. Of u moet volgens de voorschriften toestemming vragen om te spreken.'
'Luitenant Ohlsen, compagniescommandant van de 5de compagnie van het 27ste regiment tanks, verzoekt toestemming te mogen spreken, majoor.'
'Nee, nee,' zei de commandant, 'wat u te zeggen heeft, interesseert ons op het moment absoluut niet. U kunt zich weer naar uw onderdeel begeven en u wijden aan uw taak orde te scheppen overeenkomstig de dienstvoorschriften.'
Hij zweeg enkele ogenblikken en legde toen zijn troef op tafel.
'Morgenochtend om tien uur zal ik appèl houden, luitenant, en u zorgt ervoor, luitenant, dat uw compagnie zich onberispelijk kan melden. O ja, wat ik nog zeggen wilde, de Russen die u met zich meesleepte, zijn die inmiddels terechtgesteld?'
De luitenant slikte moeizaam. Hij keek de commandant recht in de ogen. Voorzichtig, dacht hij, die vent is gevaarlijk.
'De terechtstelling heeft nog niet plaatsgehad, commandant.'
De majoor trok zijn wenkbrauwen op, tikte de as van zijn sigaret, keek lange tijd naar het vuur en zei ten slotte heel zacht:
'Sabotage. Insubordinatie.' Hij keek luitenant Ohlsen aan en vervolgde droog:
'Maar wij zijn menselijk, luitenant, misschien hebben we ons niet duidelijk genoeg uitgedrukt. Daarom wil ik het nog eens heel duidelijk zeggen. Luitenant, ik geef u bevel uw gevangenen op te hangen. Ik reken erop dat u het rapport betreffende de executie morgenochtend om 10 uur bij het appèl inlevert.'
'Maar majoor, men kan gevangenen toch maar niet zo, zonder meer, terechtstellen!'
'O, nee?' vroeg de commandant glimlachend. 'Dat zult u dan wel zien. Ik veroorloof me u erop te wijzen dat ik mijn toevlucht zal moeten nemen tot bijzondere maatregelen als u mijn bevel niet uitvoert.'
Hij wapperde weer met zijn servet om aan te geven dat het gesprek beëindigd was, nam weer plaats aan tafel en glimlachte tegen de goedverzorgde officieren die hem omringden.
'Uw gezondheid, heren.'
Men keurde de wijn, een stevige, volle wijn met een aangenaam bouquet.
De luitenant zocht in het donker voorzichtig zijn weg terug naar zijn compagnie.
Lieve Iwan, dacht hij, stuur dat stel zakken alsjeblieft een paar kleine raketjes op hun dak.
Maar er gebeurde niets. Iwan hield zich stil. Het vrome gebed van luitenant Ohlsen werd niet verhoord.
Hij sprong in de put van de staf.
'Wat is er gebeurd?' vroeg de Ouwe en drukte de tabak stevig aan in zijn pijp.
'Die majoor is een zwijn,' zei luitenant Ohlsen verbeten. 'En stapelgek. Hij heeft bevolen dat we morgen om 10 uur moeten aantreden voor appèl.'
'Wát?' riep Porta, die zijn oren niet kon geloven.
'Ben je doof, Porta? Appèl. Een appèl volkomen volgens de dienstvoorschriften.'
Porta begon te lachen.
'Dat is de beste bak die ik in lange tijd heb gehoord. We zullen zeker een jaar nodig hebben om ons op te knappen.' Hij klom uit de put en begon te neuriën.
'Broertje, je moet je gat oppoetsen, we gaan op appèl.'
'Welk gat?' hoorde men Broertje in het donker vragen. 'Bedoel je mijn kont?'
Het bulderend gelach was kilometers ver hoorbaar.
'Stilte!' brulde luitenant Ohlsen. 'We zitten hier vlak bij de Russen.'
'Verdomme,' fluisterde Porta, 'is dat niet gevaarlijk?'
De duisternis kreeg de berghellingen steeds meer in zijn greep. De maan verdween. Stilte. Alles leek heel vredig.
Luitenant Ohlsen nam plaats in de schuttersput tussen luitenant Spät en de Ouwe.
'Jullie moeten me helpen,' zei hij. 'De majoor heeft bevolen dat wij de gevangenen moeten ophangen voor 10 uur morgenochtend. Hoe laten we ze verdwijnen? En hoe dekken we ons zelf?'
De Ouwe trok aan zijn pijp.
'Dat zal niet eenvoudig zijn. We moeten die zes gevangenen laten verdwijnen en in hun plaats moeten we de hand leggen op zes lijken.'
'En als we hen nu eens gewoon lieten deserteren,' stelde luitenant Spät voor. 'Ik geloof dat Boris overdrijft. Ik geloof er niets van dat ze eenvoudig zouden worden geliquideerd als ze bij hun eigen mensen terugkwamen nadat ze krijgsgevangenen waren geweest.'
'Laat hem hier komen. Spät,' zei luitenant Ohlsen. 'Hij moet ons maar een handje helpen; het gaat ten slotte ook om zijn hoofd.'