Evermore(41)
Mijn hand sluit steviger om de deurknop. Ik moet weg, maar ik weet dat ik dat niet kan maken, niet nu ze zoiets zegt. ‘Waar heb je het over?’
‘Dit! Hier! Jij en ik. Die bezoekjes elke keer. Ik hoef niet per se hier te zijn, hoor.’
Terwijl mijn maag zich omdraait, staar ik haar aan. Ik wil het niet horen, ze moet haar mond houden. Ik ben zo gewend aan haar verschijning dat ik er niet meer over nadenk dat het ook anders kan. Dat ze misschien liever ergens anders is.
‘Maar... Maar ik dacht juist dat je het leuk vond om hier te zijn?’ Mijn keel doet zeer en voelt dichtgeknepen. Mijn paniek is te horen als ik praat.
‘Ik vind het ook leuk om hier te zijn! Maar misschien is dit niet helemaal hoe het hoort. Misschien moet ik wel ergens anders zijn. Heb je daar wel eens bij stilgestaan?’ Ze kijkt me aan met grote ogen vol angst en verwarring. Ik weet dat ik nu echt te laat op school kom, maar ik kan zo niet weg.
‘Riley, ik... Wat wil je daar precies mee zeggen?’ Het liefst zou ik de hele ochtend terugspoelen en opnieuw beginnen.
‘Ja, nou, Ava zegt...’
‘Ava?’ Als ik in een tekenfilm zat, waren mijn ogen nu uit mijn hoofd gesprongen.
‘Ja, je weet wel, dat medium van het Halloween-feest? De helderziende die mij kon zien?’
Vol ongeloof schud ik mijn hoofd. Ik trek mijn deur open en kijk nog een keer over mijn schouder. ‘Niet om het een of ander, maar Ava is een oplichtster. Een kwakzalver. Een charlatan! Je moet niet zomaar geloven wat zij zegt. Dat mens is gek!’
Riley haalt een schouder op en kijkt naar me. ‘Ze heeft anders interessante dingen te melden.’
In haar stem hoor ik pijn en bezorgdheid. Ik wil er alles voor doen om dat weg te nemen. ‘Luister.’ Ik kijk eerst de gang in, ook al weet ik dat Sabine allang weg is. ‘Ik wil geen woord over Ava horen. Als je haar wilt bezoeken, zelfs na alles wat ik je net gezegd heb, dan moet je dat vooral doen. Ik kan je toch niet tegenhouden. Maar denk er dan aan dat Ava ons helemaal niet kent. Ze heeft het recht niet om een oordeel te vellen als wij het leuk vinden om bij elkaar te zijn. Dat gaat haar niets aan, dat is iets tussen jou en mij.’ Als ik mijn zusje aankijk, zie ik dat haar ogen nog even groot zijn en haar onderlip nog steeds trilt. Het is vreselijk om te zien.
‘Ik moet nu echt gaan. Kom je nog mee of niet?’ vraag ik zachtjes.
‘Niet.’ Ze kijkt woedend.
Ik haal diep adem, zucht en schud mijn hoofd voor ik de deur achter me dichtgooi.
Miles was slim genoeg om niet op me te blijven wachten, dus rijd ik in mijn eentje naar school. De bel is allang gegaan. Toch zie ik Damen naast zijn auto staan, wachtend op mij, als ik kom aanrijden. Hij staat op het op een na beste plekje, naast die van mij.
‘Hoi,’ zegt hij als hij naar mijn kant van de auto loopt en voorover leunt om me een kus te geven.
Ik grijp mijn tas en haast me naar het hek toe.
‘Sorry dat ik je gisteren ben kwijtgeraakt op de weg. Ik heb je geprobeerd te bellen, maar je nam niet op.’ Hij komt naast me lopen.
Ik pak de koude, ijzeren staven van het hek vast en trek eraan. Er zit geen beweging in. Ik sluit mijn ogen, leun mijn voorhoofd tegen het koele staal en weet dat ik te laat ben. Ik kom er niet meer in.
‘Heb je mijn berichtje nog ontvangen?’
Ik laat het hek los en loop naar het kantoortje. Ik zie het al helemaal voor me: als ik binnenkom mag ik uitleggen waar ik gisteren was en waarom ik vandaag te laat ben.
‘Wat is er aan de hand?’ Hij pakt mijn hand vast en mijn lichaam warmt meteen een paar graden op. ‘Ik dacht dat we een leuke dag hadden? Ik dacht dat je het naar je zin had?’
Dan leun ik tegen het lage, stenen muurtje en zucht. Ik voel me zwak, alsof ik gemaakt ben van elastiek, volkomen weerloos.
‘Deed je alleen maar alsof om mij een plezier te doen?’ Hij geeft een zacht kneepje in mijn hand. Zijn ogen smeken me niet kwaad op hem te zijn.
Bijna val ik ervoor. Bijna geloof ik elk woord, maar dan maak ik mijn hand los en loop weg. De herinneringen aan gisteren overspoelen me en ik krimp ineen: Haven, het telefoongesprek, zijn vreemde verdwijning op de snelweg. Het is net een stormvloed. ‘Wist je dat Drina ook naar Disneyland is geweest?’ Opnieuw klink ik jaloers en verwijtend. Maar nu ik het hardop gezegd heb, kan ik net zo goed doorgaan. ‘Is er iets wat ik moet weten? Moet je me niet iets vertellen?’ Ik pers mijn lippen op elkaar en bereid me voor op het ergste.
Hij kijkt me aan met een indringende blik en zegt alleen maar: ‘Ik heb geen interesse in Drina, ik wil alleen maar bij jou zijn.’
Mijn ogen staren naar de grond. Ik wil het wel geloven. Was het maar zo gemakkelijk. Dan pakt hij mijn hand opnieuw vast en ik weet dat het helemaal niet zo moeilijk is. Al mijn twijfels zijn plotseling verdwenen.