Evermore(13)
Ik zag hoe hun aura’s naar elkaar toe bewogen en allebei dezelfde doffe, bruine kleur aannamen. Ik wist dat ze afstand namen van mij en dat de situatie hen juist dichter bij elkaar bracht.
Mijn eerste dag op de Bay View-school deed ik dan ook geen enkele moeite om aan een testperiode te beginnen met het populaire groepje van Stacia en Honor. Ik liep meteen op Miles en Haven af, de twee die ‘anders’ waren en die mijn vriendschap accepteerden zonder vragen te stellen. Zo op het eerste gezicht zien we er met z’n drietjes misschien raar uit, maar om eerlijk te zijn zou ik niet weten wat ik zonder ze moest beginnen. Hun vriendschap is een van de positieve dingen in mijn leven. Dankzij hun vriendschap voel ik me bijna weer gewoon.
Dat is dan ook de reden dat ik uit de buurt van Damen wil blijven. Hoe hij het ook flikt om mijn hele huid te laten tintelen door een simpele aanraking, hoe het ook mag zijn dat de hele wereld stilvalt zodra hij iets zegt, ik kan niet toegeven aan die verleiding.
Ik wil mijn vriendschap met Haven daarvoor niet op het spel zetten.
Bovendien durf ik het risico gewoon niet te nemen.
Zes
Bij twee lessen zit Damen bij mij in de klas, maar alleen tijdens Engels zit hij naast me. Daarom komt hij pas naar me toe als ik aan het einde van het zesde uur al mijn spullen van de tekenles heb opgeruimd en het lokaal uit loop.
Hij komt naar me toe gerend en houdt de deur voor me open. Terwijl ik voorzichtig langs hem naar buiten glip, houd ik mijn ogen op de grond gericht. Ik vraag me af hoe ik ervoor kan zorgen dat hij vanavond niet langskomt.
‘Je vrienden hebben me gevraagd of ik vanavond wil langskomen,’ zegt hij, terwijl hij op mijn tempo meeloopt. ‘Maar ik denk niet dat ik dat red.’
‘O!’ zeg ik. Dat had ik niet zien aankomen. Ik schaam me meteen als ik besef hoe opgelucht mijn reactie klinkt. ‘Ik bedoel, weet je dat echt zeker?’ Ik doe mijn best om vriendelijker te klinken, alsof ik het echt jammer vind en hem graag over de vloer had gehad, ook al heeft het weinig zin om nog te doen alsof.
Hij kijkt me lang aan met glinsterende pretogen. ‘Ja, ik weet het echt zeker. Ik zie je maandag.’ Hij loopt met een snelle pas naar zijn auto. De wagen staat op een plek waar je helemaal niet mag parkeren en om onverklaarbare redenen draait de motor al.
Als ik bij mijn Miata aankom, wacht Miles al op me met zijn armen over elkaar en zijn ogen half dichtgeknepen. De ergernis is duidelijk zichtbaar dankzij zijn karakteristieke, scheve grimas. ‘Ik hoop dat je meteen opbiecht waar jullie het over hadden, want dat zag er niet veelbelovend uit,’ merkt hij op. Hij gaat alvast zitten terwijl ik het portier aan mijn kant opendoe.
‘Hij heeft afgezegd. Hij kan vanavond niet komen.’ Ik haal mijn schouders op en kijk achterom bij het uitparkeren.
‘En wat heb jij tegen hem gezegd dat hij nu opeens niet kan?’ vraagt hij kwaad.
‘Helemaal niets.’
Hij knijpt zijn ogen nog verder dicht en kijkt gemeen.
‘Echt niet. Het is niet mijn schuld dat jullie leuke avondje niet doorgaat.’ Ik rijd van het parkeerterrein de straat op. Ik merk dat Miles me nog steeds aankijkt. ‘Wat is er nou?’
‘Niks hoor.’ Hij trekt zijn wenkbrauwen op en kijkt demonstratief uit het raam. Ik weet wat hij denkt, maar ik concentreer me op de weg. Het duurt niet lang voor hij zich naar me toe draait en zegt: ‘Goed dan, maar je moet beloven dat je niet boos wordt.’
Heel even sluit ik mijn ogen en zucht. Daar gaan we dan.
‘Weet je, ik snap jou gewoon niet. Er klopt iets heel erg niet met jou en ik begrijp er geen snars van.’
Ik haal diep adem maar weiger te reageren. Want ik weet dat hij nog niet klaar is.
‘Om te beginnen: je bent ontzettend knap. Althans, dat denk ik, want het is nogal lastig in te schatten met al die hoody’s waaronder je je verbergt. Ik vind het niet leuk om dit tegen je te moeten zeggen, Ever, maar je kledingstijl is werkelijk dramatisch. Het lijkt wel een camouflageoutfit voor daklozen. Ik kan niet langer doen alsof het allemaal oké is. En nu ik toch bezig ben wil ik ook even zeggen dat het buitengewoon idioot is dat je zo hard je best doet om die nieuwe, ongelooflijk knappe jongen te ontlopen terwijl hij duidelijk een oogje op je heeft.’
Miles pauzeert lang genoeg om me een bemoedigende blik te geven. Ik zet me schrap voor wat er nog meer komt.
‘Tenzij je... Nou ja, tenzij je natuurlijk lesbisch bent.’
Ik sla rechts af en adem rustig uit. Dit is waarschijnlijk de eerste keer dat ik dankbaar ben dat ik gedachten kan lezen. De schok komt zoveel minder hard aan.
‘Het is uiteraard helemaal geen probleem als je dat bent,’ ratelt hij door. ‘Ik bedoel, ik val zelf op jongens dus ik zal echt niet discrimineren of zo!’ Hij laat een nerveus lachje horen, alsof hij voor het eerst aan een maagd vertelt hoe seks werkt.