Evermore(105)
Ik steek mijn hand uit naar de bamboe snijplank met de bedoeling hiermee tegen haar hoofd te slaan. Maar ze springt zo snel op me af dat ze me omverwerpt en me hard tegen de koelkast smijt. De klap in mijn rug beneemt me de adem en ik zak happend naar lucht in elkaar op de grond. Ik hoor een akelig krakend geluid als mijn hoofd tegen de stenen vloer slaat en openbarst. Een warm stroompje bloed lekt uit mijn hoofd naar mijn mond.
Voor ik me kan bewegen of ook maar iets kan doen, zit ze boven op me. Met haar klauwen haalt ze uit naar mijn kleding, mijn haren, mijn gezicht terwijl ze fluistert: ‘Geef het op, Ever. Ontspan je en laat je gaan. Voeg je bij je gelukkige familie – ze staan je allemaal op te wachten. Je bent niet gemaakt voor dit leven. Je hebt niets meer om voor te leven. Dit is je kans om te ontsnappen aan je ellendige bestaan.’
Achtendertig
Ik moet een black-out hebben gehad, al is het maar eventjes. Want als ik mijn ogen opendoe, zit ze nog steeds boven op me. Haar gezicht en handen zijn besmeurd met mijn bloed en ze fluistert, mompelt en probeert me nog steeds op een zangerige toon over te halen me niet te verzetten. Ik moet me laten gaan, voor eens en voor altijd. Gewoon ontspannen en alles is voorbij.
Dat zou niet erg lang geleden nog aantrekkelijk hebben geklonken, maar nu niet meer. Die heks heeft mijn familie vermoord en nu zal ze ervoor boeten ook!
Ik sluit mijn ogen en doe heel hard mijn best terug te keren naar dat ene moment waarop we met z’n allen in de auto zitten, lachend, blij en liefdevol. Ik zie het nu scherper voor me dan ooit. Misschien komt dat doordat ik me niet langer schuldig voel nu ik weet dat het niet door mij komt.
Ik voel de kracht in mijn lichaam terugkeren. Ik til haar zo van me af en smijt haar door de keuken. Ik zie haar tegen de muur slaan en haar arm in een onnatuurlijke houding terechtkomen terwijl ze tegen de grond gaat.
Ze kijkt me aan met grote ogen, wijd open van schrik. Het duurt niet lang voor ze overeind krabbelt en haar kleren afklopt. Ze komt op me af en ik duw haar weg. Nu vliegt ze niet alleen door de keuken, maar regelrecht de zijkamer in, waar ze de gesloten glazen deuren volledig verbrijzelt. Een explosie van glassplinters vliegt door de kamer.
‘Je maakt me er nogal een plaats delict van,’ zegt ze, terwijl ze glasscherven uit haar armen, benen en gezicht trekt. Haar wonden genezen bijna meteen. ‘Erg indrukwekkend. Ik kan niet wachten tot de krant van morgen.’ Ze glimlacht en zonder enige waarschuwing komt ze weer op me af, zonder zichtbare schade en vastberaden dit gevecht te winnen. ‘Je kunt dit niet aan,’ fluistert ze dreigend. ‘En die zielige poging om je krachten te tonen is zo langzamerhand wel overbodig. Je bent een zeer slechte gastvrouw, Ever. Geen wonder dat je geen vrienden hebt. Ga je zo met al je gasten om?’
Ik duw haar van me af. Wat mij betreft smijt ik haar door duizenden ramen als dat nodig is. Maar die gedachte verdwijnt meteen weer, want een onbeschrijflijke, scherpe, drukkende pijn overvalt me. Ik zie Drina naar me toe komen met een scheve grijns op haar gezicht. Ze verlamt me zodat ik haar niet eens kan tegenhouden.
‘Dit is nou het oude trucje waarbij je hoofd klem zit in een bankschroef met zaagtanden.’ Ze lacht. ‘Dat werkt elke keer. Je moet toegeven dat ik je nog probeerde te waarschuwen. Maar jij luistert niet. In elk geval, Ever, blijft het je eigen keuze. Ik kan de pijn nog een tikkeltje opschroeven...’ Ze knijpt haar ogen iets verder dicht en mijn lichaam klapt dubbel van pijn terwijl ik op de grond in elkaar zak. Mijn maag draait zich om. ‘Of je kunt het uit jezelf opgeven. Heel eenvoudig en pijnloos. Aan jou de keus.’
Ik probeer haar in de gaten te houden als ze naar me toe loopt, maar mijn gezichtsvermogen is aangetast. Mijn ledematen zijn zwak en lijken van rubber. Zij beweegt zich voort als een vlugge schim en ik weet dat ik haar niet kan verslaan.
Met dichtgeknepen ogen denk ik stilletjes: ik kan haar niet laten winnen. Ik kan haar niet laten winnen! Dit keer niet. Niet na wat ze mijn familie heeft aangedaan.
Met al mijn kracht zwaai ik mijn vuist naar haar toe. Mijn lichaam is zwak, klungelig en zwaar. Daarom verbaast het me dat ik haar midden in haar borst raak. Mijn hand glijdt door over haar kleding en valt slap langs mijn zij. Ik strompel buiten adem naar achteren en weet dat een enkele klap niet genoeg is. Het heeft niets uitgehaald.
Ik knijp mijn ogen dicht en krimp ineen, wachtend op wat er nu komt. Ik weet dat het einde nabij en onvermijdelijk is. Ik kan alleen hopen dat het niet lang meer duurt. Maar als mijn hoofd weer helder wordt en mijn maag kalmeert, doe ik mijn ogen weer open. Ik zie Drina achterwaarts naar de muur strompelen met haar handen tegen haar borst geklemd en een venijnige, verwijtende blik in haar ogen.
‘Damen!’ jammert ze terwijl ze langs me heen kijkt. ‘Ze mag mij dit niet aandoen, ze mag ons dit niet aandoen!’