Reading Online Novel

Drift(38)



                ‘Deze pomp heeft een capaciteit van 10.000 liter per uur. Binnen vijf minuten is het motorruim leeggepompt.’

                ‘Ik ga een peuk roken.’ Telander stapte aan de walkant van boord en liep naar de achterkant van de bakdekker.

                ‘Wijfie!’ riep een halfblote man vanaf de voorplecht van zijn kleine motorjacht. ‘Hebben jullie de vrouw al gevonden? Verzopen zeker? De klootzak. Als ik hem in mijn handen zou krijgen, stopte ik zijn rotkop onder water totdat hij crepeerde.’

                Telander draaide zich om, nam een pakje Gauloises uit haar tas en stak de sigaret aan.

                ‘He, wijfie. Begrijp je me niet?’

                ‘Ik ben geen wijfie. Dat zeg je alleen tegen vrouwtjesdieren.’

                ‘Wat een praatjes voor zo’n mager scharminkel.’

                ‘Alfamannetje, je kunt beter een shirt aantrekken. Niet te strak trouwens. Een man met haarloze lubberborstjes is niet echt aantrekkelijk.’ Ze blies de rook in een smalle stroom uit.

                ‘Krijg de tering,’ schold de man.

                Telander hoestte.

                ‘Kees!’ Een schrille vrouwenstem klonk vanachter een klapraampje. ‘Laat dat wijf met rust. Jij kijkt naar alle grieten. Als ze maar lekkere tieten hebben.’

                Ze had een bol hoofd met uitgezakte wangen.

                ‘Krijg de kolere,’ riep hij naar zijn vrouw.

                Telander nam een trek van haar sigaret en wandelde terug naar de geforceerde deur van de bakdekker. Ze gooide de peuk in de Grecht en stapte aan boord.

                Ter Apel lag voorover in de stuurhut, met zijn hoofd in het gat en hield met een arm de inlaatslang onder water. Ros zat er op zijn hurken naast en scheen met zijn zaklamp in het gat.

                ‘Ik heb meer ruimte nodig. Ik kan er zo niet meer bij. De pomp moet ook door het gat.’

                Kraus riep tegen een agent op het achterdek van de politieboot om een breekijzer. De man stond op en liep het schip in. Ver weg klonk het aanzwellende geluid van een scheepsmotor.

                ‘Lieftinck en zijn troepen,’ zei Kraus. ‘Waarschijnlijk heeft hij zijn mondkapje al op.’

                Ros lachte en zwaaide met zijn zaklamp. Schaduwen sprongen over het witgeverfde plafond van de stuurhut.

                ‘Waar blijft dat breekijzer? Ik kan er niet meer bij.’ Ter Apel trok de pomp uit het gat. ‘Ik heb geen gevoel meer in mijn armen.’ De jonge rechercheur stond op. Zijn armen hingen langs zijn stakerige lichaam. Zijn gezicht was bleek.

                ‘Gevonden!’ riep de agent vanaf de politieboot.

                Kraus leunde uit de stuurhut van de bakdekker en nam het breekijzer over van de agent.

                Hij zette het staal onder de houten rand en zette kracht. Het hout kraakte, maar brak niet.

                ‘Help me.’

                Ros en Kraus drukten het breekijzer naar beneden. Met een knal schoot het luik los.

                Kraus tilde het op en gooide het in de roef.

                Ros pakte zijn zaklamp en scheen in het gat. Er stond nog steeds een halve meter water. ‘Ik zie niets, maar misschien ligt ze aan de andere kant. Er moet meer water uit.’