Donker genot(31)
Hij weigerde lang stil te staan bij dat gevoel van juistheid. Daarvoor was dit moment te mooi, te bijzonder. Zijn tong verkende haar mond, haar opeisend zoals alleen hij dat had gedaan.
Zijn lichaam wilde nog veel meer. Dat verlangen was zelfs zo sterk dat hij het alleen kon weerstaan door zichzelf te blijven voorhouden dat er elk moment iemand kon binnenkomen.
Het was verdraaid lastig om vrienden te zijn met een vrouw, lastiger dan hij voor mogelijk had gehouden!
De gedachte ging in rook op toen haar slanke vingers door zijn haar begonnen te woelen, terwijl ze hem kuste met een ongeremde sensualiteit die haar tot een waar genot tussen de lakens zou maken.
Niet aan lakens denken, gek, hield hij zichzelf wanhopig voor, terwijl haar tong duelleerde met de zijne en haar zachte kreetjes van genot zijn opwinding steeds verder opdreven.
Hij was er na aan toe om haar onder de piano te trekken toen een schril geluid hem met een ruk zijn hoofd deed opheffen.
Zijn blik flitste naar de deur, die open bleek te zijn. Erachter was een jongetje zichtbaar dat een klarinet stond te mishandelen. Dat verklaarde het schrille geluid. De moeder van het kind stond naar hen te kijken met een vertederde blik die Neo gejaagd deed opspringen van de pianokruk.
De blik van die vrouw schreeuwde gewoon: romantiek, is het niet enig? Nou, hij deed niet aan romantiek! Zelfs niet voor Cassandra.
Hij stak haar zijn hand toe. ‘Kom op. Anders komen we nog te laat voor de lunch.’
‘Vergeet je paperassen niet,’ zei ze, hoewel de blik in haar ogen heel iets anders zei.
De lunch was haast een Grieks buffet. Ze begonnen met fasolada, een soort bonensoep, gevolgd door een groene salade met pijnboompitten en feta, overgoten met een verrukkelijke dressing.
‘Dit is heerlijk,’ prees Cass nadat ze een hap had genomen van het hoofdgerecht: spinazie spanakopita. ‘Je maakt mij alleen niet wijs dat je altijd zo eet.’
‘Natuurlijk niet. Maar vandaag heb ik een gast. Mijn huishoudster was in de wolken toen ik haar vertelde dat ze een traditionele Griekse maaltijd mocht bereiden. Ze is nog van de oude school, zie je, dus ze vindt al dat gedoe over vet en zout maar moderne nonsens. En dan druk ik het nog mild uit.’
Raar, hij scheen het nog leuk te vinden ook, dacht Cass. Het was vast een wat oudere vrouw die hem ook in andere opzichten een beetje betuttelde. Een soort surrogaatmoeder dus, zonder de emotionele rompslomp van een echte moeder.
Ze gebaarde met haar vork over de tafel. ‘Dit is een waar eetfestijn.’
‘Ik ben blij dat je het lekker vindt.’
‘Ik werd verliefd op de Griekse keuken toen ik in Athene was.’
‘Heb je ook een concert gegeven in Athene?’
‘Ja, toen ik twaalf was. Het is een prachtige stad.’
‘Dat ben ik met je eens, al kon ik er toen ik jong was niet snel genoeg weg zijn.’
‘Je bekijkt de stad nu vast met heel andere ogen dan die van de weesjongen die je ooit was.’
‘Zeker weten.’
‘Gaan jij en Zephyr vaak terug naar Griekenland?’
‘Minstens één keer per jaar, zij het altijd met een zakelijk doel. We hebben er nog nooit een vakantie doorgebracht.’
‘Jij gaat nooit op vakantie,’ plaagde ze.
‘Dat doet Zephyr evenmin.’
‘Jullie zijn dus allebei workaholics.’
‘En jij? Ben jij een componeer-alcoholic?
‘Gaan we nu nieuwe begrippen verzinnen?’
‘Waarom niet? Wetenschappers doen het constant.’
Ze schoot in de lach. ‘Volgens mij heeft Zephyr het mis. Jij hebt wel degelijk gevoel voor humor.’
‘Ach, hij kan er ook niets aan doen dat het zijne aan het krankzinnige grenst.’
‘Jullie hebben het wel met elkaar getroffen.’
‘O ja, hij is de broer van mijn hart.’
Ze staarde hem een paar seconden aan voor ze zei: ‘Ik had nooit gedacht jou nog eens zoiets te horen zeggen.’
‘Waarom niet?’
‘Ik weet niet… Omdat het haast sentimenteel klinkt, vermoed ik.’
‘Niks sentimenteel, het is gewoon de waarheid,’ zei hij, duidelijk in zijn wiek geschoten.
Ze verbeet een glimlach. ‘Nou, ik vind het fijn voor je dat je die waarheid in je leven hebt.’
‘Dat ligt bij jou wel anders, is het niet? Ik bedoel, je had ouders, maar door je moeders ziekte en de keuzes die je vader maakte, raakte je hen al kwijt lang voordat ze overleden.’
Toegeven dat hij gelijk had, kon ze niet. Dat zou te pijnlijk zijn. Dus deed ze er het zwijgen toe.
‘En nu heb je niemand die je als je familie beschouwt.’
Ook dat was waar. Een vriendschap op afstand, zoals ze had met haar vrienden op het net, bleef toch altijd een beetje behelpen. En door haar fobie was het lastig om andere vriendschappen aan te knopen. Toch gebeurde dat wel eens. Helaas raakte ze zo’n contact ook altijd weer kwijt. Of erger nog, het werden martelaarvrienden: mensen die met duidelijke tegenzin bleven komen omdat ze het zo sneu vonden om haar te laten vallen.