Dodenschip(139)
‘Je weet toch dat Cabrillo degene was die de satelliet gesaboteerd heeft?’
‘Hij heeft daar wel iets over gezegd.’
‘Maar ik ken hem, en dus zal hij niet het hele verhaal hebben verteld. Juan werkte zeven maanden achter het IJzeren Gordijn, hij leidde het bestaan van een zekere Joeri Markov, een technicus in Baikonoer. De druk om daar zo lang onder een valse naam te werken, onder het strenge toezicht van de Russen, moet werkelijk een hel zijn geweest voor hem. Na zijn terugkeer ging hij naar een psychiater van de dienst. Dat was de standaardprocedure. Ik heb de aantekeningen van die arts gezien, en dat was maar een enkele zin: “Dit is de meest flegmatieke persoon die ik ooit in mijn spreekkamer heb gehad”. Beter had de psychiater zijn oordeel niet kunnen geven.’
‘Ik ben wel nieuwsgierig naar wat er met de echte Markov is gebeurd’ zei Eric. ‘Juan heeft hem toch niet…’
‘Gedood? Welnee. We hebben Markov in veiligheid gebracht, nadat hij als tegenprestatie alles over dat ballistische ruimteprojectiel had verteld. Het laatste wat ik van hem weet is dat hij bij de ruimtevaartdivisie van Boeing werkt. Maar ik weet ook dat Juan, als hij daar opdracht voor had gekregen, Markov zonder aarzelen had uitgeschakeld. Juan is een man met een strikte morele code. Het doel heiligt de middelen voor een man als Cabrillo. Ik weet dat mensen daar tegenwoordig fel tegen protesteren uit politieke correctheid, maar ze leven wel in een vrijheid die dankzij mensen als Juan bestaat. Hun geweten wordt niet met zulke noodzakelijke eliminaties belast. Dat van Juan wel. Mensen die verontwaardigd protesteren hebben een vals gevoel van morele superioriteit, zonder dat ze weten wat daarvoor geofferd moet worden. Gooi een dierenliefhebber maar in een kooi met een hondsdolle eekhoorn en hij zal het dier doden. Hij zal zich daar slecht bij voelen, en misschien zelfs schuldig, maar dacht je dat hij daarbij rekening houdt met de woede van andere dierenvrienden? Geen seconde, want het is doden of gedood worden. Uiteindelijk is dat de realiteit, maar ik vrees dat veel mensen die niet willen zien.’
Eric was het met Overholt eens.
Overholt stak zijn hand uit om afscheid te nemen. ‘En dat maakt ons werk ook zo moeilijk. Ik heb in een oorlog gevochten toen alles wit of zwart was. Dat wisten we allemaal. Sindsdien is het besef gegroeid dat er ook grijs bestaat. Maar ik kan je één ding zeggen: grijs bestaat niet, wat men ook beweert.’ Overholt liet Erics hand los. ‘Het was een aangename ontmoeting. Veel geluk morgen.’
De Oregon sneed als een mes door blauwe zijde terwijl hij snel voer over de Middellandse Zee. Ze vermeden de scheepvaartroutes zo veel mogelijk, zodat de magnetohydrodynamische motoren op volle kracht gebruikt konden worden zonder de aandacht te trekken. Een keer werd vaart geminderd, toen ze door de Straat van Messina voeren, de zee-engte tussen de laars van Italië en het eiland Sicilië. Gelukkig werkten de omstandigheden mee: de zee was kalm en het was windstil toen ze van de Ionische Zee naar de Aegeïsche Zee stoven.
Als Juan niet sliep zat hij bijna voortdurend in het commandocentrum, op zijn stoel met een beker koffie die telkens werd bijgevuld. In de bovenhoek van de grote monitor zat een digitale klok die genadeloos aftelde. Nog achttien uur en dan zou het eiland Eos van de aardbodem weggevaagd worden.
En Max Hanley zou met het eiland verdwijnen, als Cabrillo niet snel iets kon bedenken.
De Oregon voelde niet vertrouwd aan voor Juan. Eric en Mark zouden nu achter de bedieningspanelen moeten zitten om het schip te besturen en de wapensystemen gereed te maken.
Max zou achter in het commandocentrum moeten zijn om de monitors van de scheepsmotoren scherp in de gaten te houden. En Linda zou hier ook moeten zijn, om waar nodig een handje te helpen. Eddie en Linc zouden er hetzelfde over denken. Ze brachten meestal weinig tijd door in het commandocentrum, maar nu zoveel vrienden van hen in gevaar verkeerden was er geen andere plek waar ze wilden zijn.
‘Niets, Voorzitter,’ zei Hali, zittend achter zijn monitor aan stuurboord in de hightechruimte.
Het was al de derde keer dat Linda en Mark zich niet meldden op het afgesproken tijdstip. Hali had contact opgenomen met de rederij en hij kreeg de verzekering dat er geen storing in de communicatie met de Golden Sky was. Hij had zelfs getelefoneerd met het cruiseschip, met de smoes dat hij de broer van een passagier was, en dat hun vader stervende was. De behulpzame telefoniste had beloofd dat ze meteen een bericht naar hut B123 zou laten brengen. Hali had het hutnummer willekeurig genoemd, maar er werd niet teruggebeld door de passagier van die hut. Dat bewees niets, want het was mogelijk dat de ouders van die passagier al veel eerder gestorven waren en dat dit bericht als een wrede grap werd opgevat. Juan wilde niet dat dezelfde smoes nog een paar keer werd gebruikt, omdat de telefoniste dan zeker argwaan zou krijgen.