Reading Online Novel

De vergeten tuin(78)



Eliza knikte. ‘Zíj’ was dus haar tante.

Meneer Thomas bleef haar aankijken. Zonder weg te kijken schudde hij een beetje met zijn hoofd. ‘Inderdaad,’ zei hij vlug en zacht. ‘Ik kán je moeder in je zien. Je bent een haveloos wichtje, dat is een ding dat zeker is, maar zij zit ook nog ergens in je.’ Voordat Eliza blij kon zijn dat ze iets van haar moeder had, klonk er boven aan de chique trap een geluid. Meneer Thomas hield zijn mond en rechtte zijn rug. Hij gaf Eliza een duwtje en ze struikelde in haar eentje over de drempel een grote kamer in met wijnrood behang en een laaiend vuur in de open haard.

Op de tafels flakkerden gaslampen, maar ondanks het feit dat ze hun uiterste best deden, konden ze het kolossale vertrek niet goed verlichten. In de hoeken en langs de muren gleden donkere schaduwen heen en weer, heen en weer…

Achter haar klonk een geluid en de deur ging weer open. Een vlaag koude tocht liet het vuur in de haard knetteren en de schaduwen bewogen zich grillig op de rode muren. Eliza draaide zich om.

In de deuropening stond een lange, slanke dame die iets weg had van een uitgerekte zandloper. Ze droeg een lange, nauwsluitende jurk van satijn dat zo donkerblauw was als de hemel in het holst van de nacht.

Naast haar stond een enorme jachthond. Verend op zijn lange poten maakte hij een rondje om de zoom van haar jurk. Hij hief af en toe zijn knobbelige kop om tegen haar hand te schurken.

‘Juffrouw Eliza,’ kondigde meneer Thomas aan, die zich na de vrouw naar binnen had gerept en nu in de houding stond.

De dame reageerde niet, maar liet haar blik langzaam over Eliza’s gezicht dwalen. Ze zweeg een poosje voordat haar lippen vaneen weken en een kille stem zei: ‘Morgen wil ik Newton spreken. Ze is een half uur later dan verwacht.’ Ze sprak zo traag en zelfverzekerd dat Eliza de scherpe hoeken van haar woorden kon voelen.

‘Jawel, mevrouw,’ zei Thomas, wiens wangen vuurrood werden. ‘Zal ik thee brengen, mevrouw? Mevrouw Hopkins heeft…’

‘Niet nu, Thomas.’ Zonder zich om te draaien, maakte ze een vaag gebaar met haar bleke, hoekige hand. ‘Dat is een bespottelijke suggestie. Je zou beter moeten weten; het is veel te laat voor thee. Dat zou toch niet gepast zijn?’

‘Inderdaad, mevrouw.’

‘Stel dat bekend zou worden dat er op Blackhurst Manor na vijven nog thee wordt gedronken!’ Er klonk een klaterend maar afgemeten lachje. ‘Nee, nu wachten we op het avondeten.’

‘In de eetkamer, mevrouw?’

‘Waar anders, Thomas?’

‘Dek ik voor twee, mevrouw?’

‘Ik eet alleen.’

‘En Eliza, mevrouw?’

‘Op een dienblad.’

Eliza’s maag rommelde. Ze bad dat er een stuk warm vlees bij haar maaltijd zou zitten.

‘Heel goed, mevrouw,’ zei meneer Thomas en na een buiging verliet hij de kamer. De deur sloot zich met een nors geluid achter hem.

De tante haalde langzaam heel diep adem en knipperde met haar ogen naar Eliza. ‘Kom eens wat dichterbij, kindje. Ik wil je bekijken.’

Eliza liep gehoorzaam naar haar tante en bleef staan. Ze probeerde haar ademhaling, die onverklaarbaar sneller ging, te beheersen.

Van dichtbij was haar tante heel mooi. Ze had het soort schoonheid dat zich in al haar trekken manifesteerde, maar dat op de een of andere manier door het geheel werd verminderd. Haar gezicht kon zo op een schilderij. Haar huid was zo blank als sneeuw, ze had bloedrode lippen en heel lichtblauwe ogen. Als ze haar aankeek, dan leek het wel alsof ze in een spiegel keek waarin licht scheen. Haar donkere haar was glad en glanzend en zat in een dikke knoet samengebonden op haar kruin.

De tante bestudeerde Eliza’s gezicht en haar oogleden leken een beetje te trillen. Koude vingers tilden Eliza’s kin op om haar beter te kunnen bekijken. Eliza wist niet goed welke kant ze op moest kijken, dus beantwoordde ze die dwingende blik met knipperende ogen. De enorme hond stond naast zijn bazin en ademde warme lucht op Eliza’s armen.

‘Jaaa,’ zei de tante en de a-klank bleef op haar lippen hangen terwijl naast haar mond een spiertje trilde. Het was alsof ze een vraag had beantwoord die niet was gesteld. ‘Je bent inderdaad haar dochter. In alle opzichten verpauperd, maar niettemin haar kind.’ Ze huiverde een beetje toen een regenvlaag de ramen trof. Het slechte weer had hen eindelijk gevonden. ‘We kunnen slechts hopen dat je een andere inborst hebt, en dat we soortgelijke neigingen door tijdig ingrijpen de kop in kunnen drukken.’

Eliza vroeg zich af wat ze met ‘soortgelijke neigingen’ bedoelde. ‘Mijn moeder…’

‘Nee.’ Haar tante hief haar hand op. ‘Nee.’ Ze zette haar vingers tegen elkaar voor haar mond en dwong haar lippen tot een vreugdeloos glimlachje. ‘Je moeder heeft de naam van haar familie te grabbel gegooid en iedereen die in dit huis woont te schande gezet. Er wordt hier niet over haar gesproken. Nooit. Dat is de eerste en belangrijkste regel van jouw verblijf in Blackhurst Manor. Heb je dat begrepen?’