De vergeten tuin(204)
Ze zou tot het allerlaatst wachten contact met de Swindells op te nemen. Hoewel Eliza niet kon bedenken wat voor dreiging die belichaamden, wist ze wel beter dan te veel vertrouwen te hebben. Als de Swindells hun kans schoon zagen wat extra geld te verdienen, zouden ze die met beide handen aangrijpen. Op een zeker moment had Eliza overwogen het bezoekje maar over te slaan omdat het risico groter was dan de beloning, maar ze had besloten het er toch maar op te wagen. Mama’s kostbaarheden wachtten op haar en Eliza had een speciale zak tussen de plooien van haar reisjurk genaaid om de schat te verbergen. Ze had de edelstenen van de broche nodig om haar leven in de Nieuwe Wereld te betalen en de gevlochten broche was kostbaar. Hij vertegenwoordigde haar familie, haar verleden en de schakel met zichzelf.
Adeline wachtte op Daisy en de tijd sleepte zich loodzwaar voort als een zeurend kind dat aan je rokken hangt. Het was Eliza’s schuld dat Rose dood was. Haar illegale bezoekje via de doolhof had de plannen voor New York bespoedigd en dus ook het reisje naar Schotland. Was Eliza zoals beloofd aan de andere kant van het landgoed gebleven, dan zou Rose nooit in die bewuste trein hebben gezeten.
De deur ging open en Adeline herademde. Eindelijk, de bediende was terug. Ze had bladeren in haar haar en modder op haar rok, maar ze was toch alleen.
‘Waar is ze?’ vroeg Adeline. Zou ze al op zoek zijn? Had Daisy voor de verandering haar hoofd gebruikt en Eliza meteen naar het strand gestuurd?
‘Ik weet het niet, mevrouw.’
‘Je weet het niet?’
‘Toen ik bij het huisje kwam, was alles afgesloten. Ik heb door alle ramen naar binnen gekeken, maar er was geen teken van leven.’
‘Je had een poosje moeten wachten. Misschien was ze even naar het dorp en zou ze weldra zijn teruggekeerd.’
Het meisje schudde haar onbeschaamde hoofd. ‘Ik denk het niet, mevrouw. De haard was schoon en de planken waren leeg.’ Daisy knipperde met de ogen als de koe die ze was. ‘Ik denk dat zij ook weg is, mevrouw.’
En toen ging Adeline een licht op. Het besef maakte ijlings plaats voor woede en de razernij schroeide onderhuids en vulde haar hoofd met hete rode scheuten van pijn.
‘Voelt u zich wel goed, mevrouw? Wilt u niet gaan zitten?’
Nee, Adeline kon nu niet gaan zitten. Integendeel zelfs. Ze wilde zich met eigen ogen overtuigen van de ondankbaarheid van dat meisje.
‘Begeleid me door de doolhof, Daisy.’
‘Ik ken de weg erdoorheen niet, mevrouw. Die kent niemand behalve Davies. Ik ben over de weg gegaan.’
‘Laat dan Newton voorrijden met het rijtuig.’
‘Maar het wordt zo donker, mevrouw.’
Adeline kneep haar ogen samen, hief haar schouders ietsje op en zei met de nadruk op elke lettergreep: ‘Ga Newton nu halen en breng mij een lantaarn.’
Het huisje was keurig maar niet leeg. In de keukenkast stonden nog verschillende kookspullen, maar de tafel was schoongeveegd. De haak voor de jas bij de deur was leeg. Adeline werd bevangen door een golf onpasselijkheid en voelde een beklemming op haar longen. Het kwam door de sfeer van dat meisje die er nog hing, die was benauwd en bedompt. Ze ging met de lantaarn het smalle trapje op. Daar waren twee slaapkamers, de grootste was spartaans maar schoon; daar stond het bed van zolder met een oude lappendeken die er strak overheen lag. In de andere stonden een bureau met een stoel en een boekenkast. Van de voorwerpen op het bureau waren stapeltjes gemaakt. Adeline zette haar vingers op het schrijfblad en boog zich iets naar voren om naar buiten te kijken.
Boven zee hingen de laatste brokken kleur van de dag en in de verte rees en daalde het water in tinten paars en goud.
Rose is dood.
De gedachte kerfde snel en pijnlijk door haar hoofd.
Toen ze daar zo alleen en onbespied stond, kon Adeline haar masker even laten zakken. Ze deed haar ogen dicht en liet haar schouders hangen.
Ze wilde zich het liefst opkrullen op de vloer, met het gevoel van echt glad en koel vloerhout tegen haar wang en dan nooit meer hoeven opstaan. Honderd jaar blijven slapen. Geen mens die haar als voorbeeld stelde. Adem kunnen halen…
‘Lady Mountrachet?’ Newtons stem klonk door tot boven. ‘Het wordt donker, mevrouw. De paarden zullen moeilijkheden ondervinden om weer naar beneden te komen als we niet spoedig vertrekken.’
Adeline haalde diep adem. De schouders sprongen weer terug in de houding. ‘Ogenblik.’
Ze deed haar ogen weer open en drukte licht met een hand op haar voorhoofd. Rose was dood en Adeline zou dat niet te boven komen, maar nu was het gevaar nog groter. Hoewel een deel van Adeline ernaar verlangde Eliza en het meisje voorgoed uit haar leven te zien verdwijnen, besefte ze dat de zaken ingewikkelder waren dan ze leken. Nu zowel Eliza als Ivory weg was, en zeker als ze samen weg waren, liep Adeline het risico dat de buitenwacht de waarheid zou horen. Dat Eliza misschien zou openbaren wat zij had gedaan. En dat mocht niet gebeuren. Omwille van Rose, omwille van haar nagedachtenis en omwille van de goede naam van de familie Mountrachet. Dat meisje moest gevonden en teruggehaald worden en haar moest het zwijgen opgelegd worden.