De vergeten tuin(20)
Toen trilden Nells lippen een beetje. Hoofdschuddend en zuchtend zette ze de doos die ze mee terug had genomen neer. ‘Je bent een brutaal meisje, dat is zeker,’ zei ze. En daarna had ze haars ondanks met een glimlach Cassandra’s hoofd in haar handen genomen. ‘Maar je bent míjn brutale meisje en ik zou het niet anders willen.’
Er klonk een geluid en het verleden was verjaagd naar de schaduwen, overstemd door een lichter en luidruchtiger heden. Cassandra knipperde met haar ogen en droogde haar tranen. Hoog in de lucht ronkte er een vliegtuig over als een witte stip in een helblauwe zee. Je kon je onmogelijk voorstellen dat daar mensen in zaten te lachen, te praten en te eten. Sommigen keken naar beneden, net zoals zij omhoogkeek.
Een ander geluid en nu dichterbij. Schuifelende voetstappen.
‘Hallo, daar hebben we onze kleine Cassandra.’ Er verscheen een bekende gestalte aan de zijkant van het huis. Hij bleef even staan om op adem te komen. Ooit was Ben een grote man geweest, maar de tijd had de neiging mensen in vormen te kneden die ze zelf amper herkenden en nu had Ben het postuur van een tuinkabouter. Hij had wit haar, een wilde baard en zijn oren waren onverklaarbaar rood.
Cassandra glimlachte; ze was oprecht blij hem te zien. Nell had weinig vrienden en ze had haar afkeer van de meeste andere mensen met hun neurotische dwang om bondgenoten te zoeken nooit onder stoelen of banken gestoken. Maar zij en Ben konden met elkaar lezen en schrijven. Hij was een collegahandelaar in het antiekcentrum, ooit een advocaat die na de dood van zijn vrouw van zijn liefhebberij zijn beroep had gemaakt toen de firma vriendelijk voorstelde dat het misschien tijd was om met pensioen te gaan, en hij door de aanschaf van tweedehands meubels uit zijn huis dreigde te barsten.
Toen Cassandra opgroeide, was hij een soort vaderfiguur geweest met wijze raad, die ze net zo op prijs stelde als in de wind sloeg, maar sinds ze bij Nell woonde, was hij ook een vriend geworden. Ze had er niet veel. De meeste vriendinnen waren jaren geleden al verdwenen en de beloften om contact te houden waren verbleekt. Het lag niet aan hen. De meeste mensen houden niet van tragedies, die willen er niet met hun neus bovenop staan. Maar Ben was anders; de meeste oudere mensen waren anders. Ze hadden lang genoeg geleefd om aan de wereld gewend te raken en wisten hoe snel en redeloos het leven kan zijn.
Ben trok een verbleekte boerenstoel naast de betonnen wastobbe weg en ging voorzichtig bij Cassandra zitten. Als jongeman had hij in de Tweede Wereldoorlog zijn knieën beschadigd en daar had hij veel last van, vooral wanneer het weer omsloeg.
Hij knipoogde over de rand van zijn ronde bril. ‘Je hebt het goed bekeken. Schitterend plekje, lekker beschut.’
‘Dit was Nells plekje.’ Haar stem klonk eigenaardig in haar eigen oren en even vroeg ze zich af hoe lang het geleden was dat ze iets hardop tegen iemand anders had gezegd. Sinds het etentje bij Phyllis een week daarvoor, besefte ze.
‘Dat wil ik best geloven. Die wist wel waar je lekker zat.’
Cassandra glimlachte. ‘Wil je een kop thee?’
‘Graag.’
Ze liep via de achterdeur de keuken in en zette de ketel op het fornuis. Het water was nog warm van een eerdere kookbeurt. Ze ging de provisiekamer in, speurde de schappen af naar de pot met theezakjes en schoof een paar blikjes met gebakken bonen en tomaten opzij.
‘En, hoe is het met je?’
Kokosmelk, doperwten, maïs… geen spoor van de pot met thee.
‘Cassandra?’
Daar was hij al. Op het aanrecht waar ze hem nog geen twintig minuten geleden had neergezet. Ze schudde haar hoofd, maakte het touwtje van een zakje los en hing het over de rand van de beker.
‘Cass?’
Ben. Cassandra stak haar hoofd om de hoek van de deur. ‘Sorry, ik had je niet…’
‘Ik vroeg alleen maar hoe het met je is.’
Ze haalde haar schouders op. ‘Best.’ Ze ging weer op de betonnen trede naast zijn stoel zitten.
Ben drukte zijn bleke lippen op elkaar en glimlachte een beetje zodat zijn snor in zijn baard verward raakte. ‘Nog iets van je moeder gehoord?’
‘Ze heeft een kaart gestuurd.’
‘Nou dan…’
‘Ze schreef dat ze graag over wilde komen, maar dat zij en Len het druk hadden. Caleb en Marie…’
‘Natuurlijk. Tieners houden je wel bezig.’
‘Geen tieners meer. Marie is net eenentwintig geworden.’
Ben floot. ‘De tijd vliegt.’
De ketel snerpte.
Cassandra ging weer naar binnen, dompelde het theezakje in het hete water en zag het bruinrood kleuren. Het was ironisch dat Lesley in de tweede ronde zo’n gewetensvolle moeder was geworden. Veel dingen in het leven kwamen neer op de juiste timing.
Ze deed er een wolkje melk bij en vroeg zich af of die nog goed was, wanneer ze die had gekocht. Voor het overlijden van Nell, toch? Op het etiket was 14 september gestempeld. Was die datum al gepasseerd? Ze wist het niet. Hij rook niet zuur. Ze nam de beker mee naar buiten en gaf hem aan Ben. Het spijt me… De melk…’