De vergeten tuin(148)
Nell, die een gewoontedier was, koos dezelfde fluwelen stoel waarop ze de vorige keer ook had gezeten. Ze knikte William toe.
Hij knikte terug.
Zo zaten ze een poosje ontspannen te zwijgen. Buiten was de wind opgestoken en af en toe rammelden de ruiten om te benadrukken hoe weinig er binnen werd gezegd.
Nell wees naar het schilderij boven de open haard, een vissersboot met een rood-wit gestreepte romp en zijn naam in zwarte letters op de zijkant. ‘Is die van jou? The Piskie Queen?’
‘Jawel,’ zei William. ‘De liefde van mijn leven, denk ik wel eens. Zij en ik hebben meer dan één machtige storm overleefd.’
‘Heb je haar nog?’
‘Al een paar jaar niet meer.’
Er viel weer een stilte. William klopte op zijn overhemd, haalde een buideltje tabak tevoorschijn en stopte zijn pijp.
‘Mijn vader was havenmeester,’ zei Nell. ‘Ik ben met boten groot geworden.’ Ze kreeg opeens een beeld van Haim op de kade van Brisbane kort na de oorlog, met de zon achter hem en hij in silhouet met zijn lange Ierse benen en grote, sterke handen. ‘Het gaat je in het bloed zitten, nietwaar?’
‘Dat is zeker.’
De ramen rammelden en Nell zuchtte. Genoeg was genoeg; het was nu of nooit, en talrijke andere handige clichés: de lucht moest geklaard en dat was aan Nell, want ze kon slecht tegen gekeuvel over niets. Ze boog zich naar voren en zette haar ellebogen op haar knieën. ‘William,’ zei ze, ‘nog even over de vorige keer, over wat ik zei. Het was niet mijn bedoeling om…’
Hij hief een eeltige werkhand die een beetje trilde. ‘Geeft niet.’
‘Maar ik had wel…’
‘Het was niks.’ Hij klemde zijn pijp tussen zijn kiezen en daarmee was de kous af. Hij streek een lucifer af.
Nell leunde naar achteren. Als hij het zo wilde, dan was het maar zo. Maar ze was vastbesloten deze keer niet weg te gaan zonder een nieuw stukje van de puzzel. ‘Robyn zei dat je me iets wilde vertellen.’
William zoog een paar keer aan zijn pijp om hem aan de gang te krijgen en ze rook de zoete geur van verse tabak. Hij knikte een beetje. ‘Ik had het meteen moeten zeggen, maar…’ Zijn blik rustte ergens op iets achter haar en Nell moest zich bedwingen niet over haar schouder te kijken. ‘… je overviel me nogal. Het was lang geleden dat ik haar naam had horen vallen.’
Eliza Makepeace. De onuitgesproken sisklank fladderde op zilveren vleugels tussen hen in.
‘Het is ruim zestig jaar geleden dat ik haar voor het laatst heb gezien, maar ik kan me haar nog zo voor de geest halen, zoals ze langs de kliffen naar beneden kwam van dat huisje daarboven, en het dorp in liep met dat lange haar los achter haar aan.’ Tijdens het spreken had hij zijn ogen dichtgedaan, maar nu deed hij ze weer open en keek Nell aan. ‘Ik neem aan dat zoiets je niet veel zegt, maar in die tijd… Nou ja, het gebeurde niet vaak dat een van de mensen uit dat chique huis zichzelf verlaagde om met de dorpelingen om te gaan. Maar Eliza…’ hij schraapte zijn keel een beetje en herhaalde haar voornaam, ‘Eliza gedroeg zich alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Zij was heel anders.’
‘Kende je haar persoonlijk?’
’Zo goed als je zo iemand kunt kennen. Ik leerde haar kennen toen ze amper zeventien was. Mijn kleine zus Mary werkte boven in dat huis en bracht Eliza een keer mee op een van haar vrije middagen.’
Nell moest haar best doen om niet te laten blijken hoe opgewonden ze was. Om eindelijk iemand te spreken die Eliza had gekend. Het was zelfs nog beter, want zijn beschrijving klopte met de clandestiene sfeer die ergens aan de rand van haar eigen versnipperde herinneringen loerde. ‘Wat was ze voor iemand, William?’
Hij drukte zijn lippen op elkaar en krabde aan zijn kin; het schurende geluid verraste Nell. Even was ze weer vijf en zat ze bij Haim op schoot met haar hoofd tegen zijn stoppelwang. William glimlachte breed, zijn grote tanden vertoonden bruine randen van het roken. ‘Ze was uniek, zoals ik nooit iemand had ontmoet. De mensen hier houden allemaal van verhalen vertellen, maar die van haar waren fantastisch. Ze was geestig, moedig en verrassend.’
‘Mooi?’
‘Ja, ook mooi.’ Eén ogenblik kruisten zijn ogen de hare. ‘Ze had van dat rode haar. Lang rood haar, helemaal tot haar middel.’ Hij wees met zijn pijp. ‘Ze zat graag op die zwarte rots in de inham over zee uit te kijken. Op heldere dagen konden we haar zien zitten wanneer we weer op huis aan voeren. Dan zwaaide ze en leek ze wel de koningin van de elfjes, de piskies.’
Nell glimlachte. The Piskie Queen. ‘Net als je boot.’
William deed alsof hij gefascineerd was door de corduroy groeven van zijn broek en gromde een beetje.