De Vuurdoop(60)
‘Hector is een goede man,’ zei ze. ‘Een goede man,’ herhaalde ze, terwijl ze Sophie strak bleef aankijken. Daarna liet ze Sophies hand los, liet haar handen in haar schoot rusten en zei zacht, bijna fluisterend: ‘Je hebt iets gezien wat niet voor jouw ogen bestemd was. Als je wilt praten over wat je hebt meegemaakt, praat dan met mij en met niemand anders.’
Sophie ontdekte opeens een andere kant van Daphne, haar toon was anders, ernstiger, stelliger, bijna alsof ze haar een waarschuwing gaf.
De deur ging open en Jens en Thierry kwamen in vol ornaat de keuken binnen. Onder andere omstandigheden zou ze in lachen uitgebarsten zijn.
***
De Land Cruiser was als nieuw, hij rook zelfs nieuw toen ze voorin ging zitten. Jens nam achter het stuur plaats. Ze reden de wijk uit en de snelweg op, het centrum van Stockholm in.
Hij keek naar haar. Zij volgde de wereld buiten.
‘We moeten ooit praten,’ zei hij.
‘Ja.’
Ze zwegen, ze wilden geen van beiden beginnen en ook niet zomaar wat kletsen.
Jens vond een stukje papier en hield het tegen het stuur, terwijl hij zijn nummer erop schreef. Hij gaf het blaadje aan Sophie.
‘Dank je,’ fluisterde ze.
Hij stapte uit bij het Karlaplan en Sophie nam het stuur over. Hun ‘tot ziens’ was kort en onpersoonlijk.
Albert lag lekker te slapen in zijn kamer. Ze stond een poosje naar hem te kijken. Vervolgens liep ze de trap af en deed beneden de lampen aan. In de keuken bleef ze naar haar handen staan kijken. Ze trilden niet, ze waren stil. Ze ging na of ze inwendig ook rustig was, en dat was ze. Dat verbaasde haar en het leek haar niet goed. Ze had opgejaagd moeten zijn door wat er was gebeurd, geschrokken en boos. Ze keek weer naar haar handen, die zacht en rustig waren. Haar hart sloeg zijn monotone slagen. Ze zette water op, haalde Engelse thee tevoorschijn en ging bij het raam staan wachten tot het water kookte. Ze zag wat ze altijd zag: de straatlantaarn die de weg verlichtte, nachtlampjes achter de ramen van de buren. Alles was precies zoals het altijd geweest was, maar het kwam haar niet bekend voor, ze herkende het allemaal niet meer.
***
10
Jens was naar zijn flat gegaan, had een koffer ingepakt en zich verkleed. Hij was naar een tankstation gegaan dat dag en nacht open was, had onder een valse naam een auto gehuurd en was aan zijn rit naar München begonnen.
Hij zweette in de warmte van de avond, dronk sportdrank om wakker te blijven en rookte sigaretten.
Hij dacht aan Sophie Lantz... Brinkmann.
***
Carlos Fuentes was twee tanden armer. Zijn ogen waren dichtgetimmerd en toen hij probeerde te praten kwam er een gorgelend geluid, als gevolg van al het bloed dat hij in zijn mond had.
Hij zat op een stoel in het kantoor van Trasten, een stoel waar hij het afgelopen halfuur een paar keer afgevallen was. Hij had gehuild, gesmeekt en gezegd dat hij alles wel wilde doen, hoe gek het ook was.
Daar luisterden Hector en Aron niet naar. Ze hadden hem van huis gehaald. Toen ze aanbelden, wist hij meteen hoe laat het was. In de auto terug naar het restaurant gaf hij toe dat hij zakendeed met Roland Gentz. Hector en Aron hadden gezwegen.
Carlos veegde met zijn hand het bloed van zijn mond.
‘Je bekent te snel, Carlos.’
Carlos haalde zwaar adem, hij stond stijf van de adrenaline.
‘Misschien wel, maar ik spreek de waarheid, Hector!’
De paniek die Carlos uitstraalde, was groot. Aron gaf Carlos een handdoek om zich mee schoon te vegen. Carlos bedankte zijn beul. Aron zei niet ‘graag gedaan’.
‘Waarom, Carlos?’ vroeg Hector.
Carlos veegde bloed af met de handdoek.
‘Omdat hij me dreigde te vermoorden.’
‘En dat was voor jou genoeg?’
Carlos zat zwijgend voor zich uit te kijken. Hector veegde iets onzichtbaars uit zijn oog. Hij sprak zacht. ‘Carlos, je verraadt me en lokt me in de val, de val klapt dicht, ik ontsnap eruit. Zodra ik bij je aanbel, beken je... Wat heb je nog meer gezegd en gedaan, met wie heb je het allemaal nog meer over mij gehad?’
Toen kwamen de tranen, Carlos’ grote lichaam trilde op het ritme van zijn snikken.
‘Met niemand, ik zweer het, Hector... hij heeft me ook betaald.’
‘Gentz?’
Carlos knikte zonder Hector aan te kijken en veegde snot af aan zijn mouw.
‘Hoeveel?’
‘Honderdduizend,’ zei hij.
‘Honderdduizend? Kronen?’ vroeg Hector ontzet.
Carlos keek naar de grond.
‘Maar dat had je toch van mij kunnen krijgen! Het dubbele, of driedubbele, als je had gewild!’
Carlos schraapte zijn keel.
‘Ik was bang, hij was ijskoud, verdomme, en hij meende wat hij zei! Het was natuurlijk niet om het geld... Ik had geen keus. Hij liet honderdduizend achter in een plastic zak... Ik had niet om geld gevraagd, dat snap je toch wel?’