De Therapie(17)
‘Ja. Maar tot die tijd doe jij helemaal niets en werk je keurig aan dat belazerde interview. Afgesproken?’
Viktor bedankte Kai, maar gaf niet rechtstreeks antwoord op zijn vraag. Hij loog alleen als het echt niet te vermijden was.
11
Parkum, drie dagen voor de waarheid
B: Van wie, naast uw familie, kreeg u in die tijd de meeste steun?
VIKTOR MOEST LACHEN. OVER EEN PAAR MINUTEN VERWACHTTE hij Anna voor een volgende sessie, hoewel hij niet zeker wist of ze wel zou komen. Toen ze gisteren afscheid van elkaar namen had ze het opengelaten. Nu probeerde Viktor wat afleiding te vinden door aan het interview te werken. Om aan iets anders dan aan Charlotte (of Josy?) te kunnen denken had hij de eenvoudigste vraag genomen.
De meeste steun?
Daar hoefde hij niet lang over na te denken. Het antwoord bestond maar uit één woord: drank.
Hoe langer Josy wegbleef, des te meer was hij gaan drinken om het verdriet op afstand te houden. Bleef het in dat eerste jaar nog bij een stevige slok, tot voor kort was dat meer dan een glas geweest bij elke sombere gedachte. En alcohol verdrong niet alleen de pijn, maar bevatte ook antwoorden. Sterker nog: alcohol wás het antwoord.
Vraag: Als ik beter had opgelet, zou ze dan nog hebben geleefd?
Antwoord: Wodka.
Vraag: Waarom heb ik zo lang in die wachtkamer gezeten zonder iets te doen?
Antwoord: Willekeurig welk merk, maar in elk geval veel.
Viktor legde zijn hoofd in zijn nek en hoopte op een voortzetting van het gesprek van gisteren. Kai had nog niet gebeld om te melden of hij iets over dat ongeluk te weten was gekomen. Maar zo lang wilde Viktor niet wachten. Hij moest weten hoe Anna’s verhaal verderging; hij had nieuwe aanwijzingen nodig om een verband te kunnen aantonen, hoe fantastisch dat ook leek. En hij had dringend behoefte aan een borrel.
Weer lachte hij kort. Natuurlijk zou hij zichzelf kunnen wijsmaken dat een scheut rum in zijn thee verantwoord was als medicijn tegen zijn verkoudheid, die steeds erger werd. En misschien zou het zelfs helpen. Maar gelukkig was hij zo verstandig geweest om zijn beste vriend en helper op het vasteland achter te laten. Hij was zonder één druppel drank naar Parkum gekomen. Met goede redenen. Mister Jim Beam en zijn broer Jack Daniels waren de enige patiënten met wie hij de afgelopen jaren diepgaande gesprekken had gevoerd. Zo diepgaand dat er dagen waren geweest waarop hij maar één heldere gedachte had: wanneer het weer tijd was voor de volgende slok uit de fles.
Eerst had Isabell nog geprobeerd hem van de drank af te krijgen. Ze had op hem ingepraat, hem bemoederd, medelijden gehad en zich steeds vaker kwaad gemaakt.
Later, na de fase van het schreeuwen en schelden, had ze gedaan wat zelfhulpgroepen voor familie van alcoholisten altijd adviseren: afstand nemen. Zonder enige waarschuwing had ze haar intrek genomen in een hotel en zich niet meer laten zien. De leegte thuis was hem pas opgevallen toen er geen eten of drank meer in huis was en hij niet meer de kracht bezat om in zijn eentje die hele weg over het eiland af te lopen, voorbij het strandbad, tot aan het benzinestation.
En toen zijn krachten wegebden kwam de pijn. En met de pijn kwamen de herinneringen.
Aan Josy’s eerste tandjes.
Haar verjaardagen.
Haar fiets voor Kerstmis.
Hun uitstapjes met de auto.
En Albert.
Albert.
Viktor staarde door het raam naar de donkere zee, zo in gedachten verzonken dat hij de zachte voetstappen achter zich niet hoorde.
Albert.
Als hij één reden zou moeten noemen, was het die kleine, vreemde oude man geweest die hem ertoe had gebracht de drank te laten staan.
Vroeger, toen hij nog een leven had, was hij elke middag tegen vijf uur van zijn werk naar huis gereden via de snelweg naar de Spanische Allee. Kort na de driesprong Funkturm, ter hoogte van de oude, bouwvallige Avus-tribune, waar vroeger het publiek de zomerse autoraces had kunnen volgen, stond regelmatig een oudere heer naar de drukke avondspits te kijken. Aan zijn hand had hij de aftandse damesfiets waarmee hij gekomen was, door een opening in het hek van de Messedamm. Dat was de enige plek tussen Wedding en Potsdam waar geen geluidsschermen of optische afscheidingen waren geplaatst. Steeds als Viktor hem met honderd kilometer per uur voorbijraasde, had hij zich afgevraagd wat die man ertoe bewoog om de achterlichten van al die duizenden auto’s na te staren. Viktor reed altijd zo hard in zijn Volvo dat het hem in al die honderden dagen nooit was gelukt de gezichtsuitdrukking van de man te onderscheiden. Hoewel hij hem dagelijks zag, zou hij hem niet hebben herkend als hij hem was tegengekomen.
Ook Josy zag de man een keer, toen ze samen met Isabell van het Duits-Franse volksfeest naar huis reden.
‘Waarom staat die man daar?’ vroeg ze, terwijl ze zich in de auto omdraaide.
‘Hij zal wel een beetje in de war zijn,’ zei Isabell nuchter, maar daar reageerde Josy niet op.