De Stilte Van De Hel(29)
Callie kijkt me glimlachend aan. ‘Mijn specialiteit.’
‘James, ik wil dat jij eerst met de patholoog-anatoom gaat praten. Zet hem onder druk. De autopsie moet per se vandaag worden gedaan. Daarna gaan jij en ik samen de plaats delict bekijken.’
De vijandige afkeer sijpelt uit zijn poriën, maar hij zegt niets, knikt alleen maar.
Ik zwijg even. In gedachten neem ik alles nogmaals door om er zeker van te zijn dat ik niets over het hoofd heb gezien. Dat is niet het geval, denk ik bij mezelf.
‘Was dat alles?’ vraagt Alan.
Ik kijk hem aan, verrast door de woede in zijn stem. Geen flauw idee waar die vandaan komt. ‘Volgens mij wel.’
Hij staat op. ‘Mooi.’ Hij loopt weg, terug naar het voorste deel van het vliegtuig, terwijl de rest van ons hem verbijsterd nakijkt.
‘Wie heeft hem op zijn pik getrapt?’ vraagt Callie.
‘Ja, wat een stuk chagrijn, zeg!’ doet Leo een duit in het zakje.
Callie en ik draaien tegelijkertijd ons hoofd om en staren hem aan. Van alle kanten vijandige blikken.
Leo kijkt zenuwachtig van de een naar de ander. ‘Wat is er?’ vraagt hij.
‘Zeg, jochie,’ zegt Callie en ze prikt met een vinger in zijn borst. ‘Kom niet aan mijn vriend, want dan kom je aan mij. Ik ben de enige die aan hem mag komen. Begrepen?’
Ik zie dat Leo’s gezicht verstart, passief wordt. ‘Tuurlijk. Je bedoelt dus dat ik jouw vriend niet ben, toch, rooie?’
Callie kijkt hem met een schuin hoofd aan en ik zie dat haar gezicht iets minder vijandig staat. ‘Nee, honey-love... dat bedoel ik helemaal niet. Dit is geen kliekje en we zitten hier niet op de middelbare school. Dus gedraag je alsjeblieft niet als het zielige, door iedereen gepeste pispaaltje.’ Ze buigt zich naar hem toe. ‘Wat ik bedoelde is dat ik van die man houd. Hij heeft ooit mijn leven gered. Ik duld niet dat jij kritiek op hem levert. Nog niet. Begrepen, poeperdje van me?’
Leo lijkt iets te ontdooien, maar is nog niet van plan zich al gewonnen te geven. ‘Ja, hoor. Ik begrijp het best. Maar noem me geen jochie.’
Callie kijkt naar mij en grinnikt. ‘Misschien past hij bij nader inzien toch wel bij ons, Smoky.’ Ze kijkt Leo weer aan. ‘Als je leven je lief is, spreek je mij nooit meer met rooie aan, knul.’
‘Ik ga even met Alan praten,’ zeg ik. Ik ben verstrooid, niet zo geamuseerd door dit goedmoedige gekissebis als ik normaal gesproken zou zijn. Ik loop naar voren en laat hen kibbelend achter. Het deel van me dat vroeger de leider was, stelt vast dat wat Callie doet in feite goed is voor Leo en daardoor voor het hele team. Op haar eigen manier accepteert ze hem. Daar ben ik blij om. Soms sluit een team dat heel lang samenwerkt anderen buiten. Wordt het bijna xenofoob. Dat is niet goed en ik vind het prettig te zien dat wij daar niet aan doen. Nou ja, Callie in elk geval niet. James tuurt uit het raam, gesloten en afstandelijk, doet niet mee. Typisch James, niets nieuws onder de zon.
Ik kom bij de rij waar Alan zit. Hij staart naar zijn voeten en de spanning die van hem afstraalt is verstikkend. ‘Mag ik erbij komen zitten?’ vraag ik.
Hij wuift met een hand, maar kijkt me niet aan. ‘Doe wat je niet laten kunt.’
Ik ga zitten en bestudeer hem even. Hij draait zich om en tuurt uit het raam. Ik besluit er niet omheen te draaien. ‘Wat is er met jou aan de hand?’
Hij kijkt me aan en ik deins bijna achteruit wanneer ik de razernij in zijn ogen zie.
‘Wat gaat jou dat aan? Moet je weer zo nodig de grote leider uithangen? Laten zien dat jij ieders problemen wel even oplost?’
Ik ben sprakeloos. Sta met mijn mond vol tanden. Ik wacht af, denkend dat het wel zal overwaaien, maar Alan blijft me nijdig aankijken en zijn woede lijkt alleen maar toe te nemen.
‘Nou?’ vraagt hij.
‘Je weet best dat ik het niet zo bedoelde, Alan.’ Mijn stem klinkt rustig. Beheerst zelfs. ‘Iedereen kan zien dat je ergens mee zit. Ik vraag het alleen maar.’
Hij staart me nog even kwaad aan, maar de felheid neemt wat af. Een klein beetje. Hij kijkt naar zijn handen. ‘Elaina is ziek.’
Mijn mond valt open. Ik word overspoeld door shockgevoelens en bezorgdheid, direct en intens. Elaina is Alans vrouw en ik ken haar net zolang als ik hem ken. Ze is een beeldschone latina, beeldschoon vanbuiten én vanbinnen. Ze is me komen opzoeken in het ziekenhuis, de enige bezoeker die ik toeliet. De waarheid is dat ze me geen keus liet. Ze banjerde naar binnen, schoof de verpleegsters aan de kant, liep naar mijn bed, ging op de rand zitten, duwde mijn handen weg en nam me in haar armen, en dat alles zonder ook maar één woord te zeggen. Ik kroop tegen haar aan en huilde tot ik geen tranen meer had. Dat moment zal altijd mijn sterkste herinnering aan haar blijven. De wereld als een wazige plek achter mijn tranen en Elaina, rustgevend en warm en sterk, die mijn haren streelt en me in een mengeling van Engels en Spaans troostend toespreekt. Een vriendin in de zeldzame, eeuwigdurende zin van het woord.