De Stilte Van De Hel(23)
‘Begrepen?’ vraagt hij grimmig.
‘Jawel, meneer. Begrepen.’
Hij werpt me een laatste blik toe. ‘Er staat een vliegtuig op jullie te wachten. Wegwezen dus.’
Ik loop met Callie mee voordat hij de kans krijgt van gedachten te veranderen.
‘Ik ben heel benieuwd hoe je dat voor elkaar hebt gekregen, honey-love,’ zegt ze zachtjes tegen me. ‘Wat mij betreft run jij de boel trouwens, totdat je zegt dat ik het moet overnemen.’
Ik antwoord niet. Mijn gedachten worden volledig in beslag genomen door de vraag of ik niet een vreselijke fout bega door me weer bij het team te voegen.
9
‘Sinds wanneer beschikken we over een privévliegtuig?’ vraag ik.
‘Weet je nog dat ik je vertelde dat we twee ontvoeringszaken hebben gehad en een van de kinderen levend hebben teruggevonden?’ vraagt Callie.
Ik knik.
‘Don Plummer was de vader van het kleine meisje dat we levend hebben teruggekregen. Hij is de eigenaar van een kleine vliegmaatschappij. Ze verkopen vliegtuigen, hebben een vliegschool, dat soort dingen. Hij wilde de fbi gratis en voor niets een straalvliegtuig schenken, een aanbod dat we uiteraard moesten afslaan. Toen heeft hij – helemaal zonder aansporing van onze kant – de directeur geschreven en aangeboden ons tegen een vriendenprijs een toestel ter beschikking te stellen wanneer we er een nodig hadden.’ Ze haalt haar schouders op en gebaart om ons heen. ‘Dus wanneer we ergens heel snel moeten zijn...’
Er is voor deze vlucht iemand aan het team toegevoegd. Een of andere jong uitziende knul die amper groot genoeg is voor zijn rol van fbi -agent. Hij is zo’n type dat eigenlijk in één oor een oorbel hoort te dragen en op kauwgom hoort te kauwen. Ik tuur eens goed en zie in zijn linkeroorlel een gaatje. Jezus. Misschien draagt hij het alleen wanneer hij niet aan het werk is. Hij is aan me voorgesteld als een tijdelijke aanvulling van de afdeling Computerfraude. Hij zit een stukje bij ons vandaan, en ziet er verfomfaaid en slaperig uit. Een buitenstaander.
Ik kijk om me heen. ‘Waar is Alan?’ vraag ik.
Het antwoord komt uit het voorste gedeelte van het vliegtuig. Eerder een onverstaanbaar gegrom eigenlijk. ‘Hier.’ Dat is ook alles wat hij zegt.
Ik kijk met opgetrokken wenkbrauwen naar Callie. Ze haalt haar schouders op.
‘Er zit hem blijkbaar iets dwars. Hij zag er heel kwaad uit toen we hier aankwamen.’ Ze tuurt een tijdje in zijn richting, maar schudt dan haar hoofd. ‘Ik zou hem voorlopig maar even met rust laten, honey-love.’
Ik kijk naar de schaduwen waarin Alan zit en wil iets doen. Callie heeft echter gelijk. Bovendien moet ik eerst op de hoogte worden gebracht.
‘Vertel me alles,’ zeg ik dus. ‘Wat hebben we?’
Terwijl ik dit zeg kijk ik naar James. Hij staart terug en ik zie een vijandige blik oplaaien in zijn ogen. De afkeuring straalt van hem af.
‘Jij hoort hier helemaal niet te zijn,’ zegt hij.
Ik sla mijn armen over elkaar en kijk hem aan. ‘Tja, en toch zit ik hier.’
‘Het is een overtreding van de vaste procedure. Je vormt in dit onderzoek een risico voor ons.’ Hij schudt zijn hoofd. ‘Waarschijnlijk heb je niet eens toestemming van je psychiater.’
Callie zwijgt en daar ben ik haar dankbaar voor. Dit is een belangrijk moment, iets wat ik zelf moet oplossen.
‘AD Jones heeft me toestemming verleend.’ Ik kijkt hem fronsend aan. ‘Jezus, James. Annie King was een vriendin van me.’
Hij zwaait met een vinger naar me. ‘Nog een reden waarom je hier niet hoort te zijn. Je had een persoonlijke band met het slachtoffer en de kans is groot dat je het onderzoek verkloot.’
Een deel van me realiseert zich dat een buitenstaander die dit hoort ontzet zou reageren. Hij zou niet kunnen geloven dat James zegt wat hij zojuist heeft gezegd. Ik ben er immuun voor geworden – tot op zekere hoogte. Dit is James. Dit is hoe hij is en wat hij doet. Bovendien werkt het bij mij. Ik voel dat diep in me iets zich roert. De vertrouwde, kille afstandelijkheid die ik altijd gebruikte in mijn omgang met James, om hem op zijn plaats te zetten. Ik hou dit gevoel vast en laat het in mijn ogen zichtbaar worden.
‘Ik ben hier. Ik ga niet weg. Zet je eroverheen en vertel me de details. Hou op met dat gezeik.’
Hij zwijgt even en bestudeert me. Ik zie dat hij zich iets ontspant. Hij schudt nogmaals afkeurend zijn hoofd, maar ik weet dat hij zich gewonnen heeft gegeven. ‘Prima. Maar laat gezegd zijn dat ik dit een flagrante overtreding van het fbi- beleid vind.’
‘Het staat genoteerd.’ Mijn stem is een mes van sarcasme dat bot wordt tegen zijn onverschilligheid.
‘Goed.’ Nu zie ik dat zijn ogen wat wazig worden. Hij heeft geen dossier voor zich liggen, maar dat computergestuurde brein van hem heeft alle feiten paraat. ‘Haar lichaam is gisteren gevonden. Ze gaan ervan uit dat ze drie dagen eerder is vermoord.’